Doorgaan naar artikel

Knijp zitten

Melkveehouders zien steeds minder kans alle kosten te dekken, er komen veel stoppers aan. Maar niet alleen de primaire bedrijven staan onder druk.

Wat veel melkveehouders op het eigen bedrijf ervaren en wat accountants al tijden signaleren is nu ook door WUR-onderzoekers ­bevestigd. De financierbaarheid van de melkveehouderij verslechtert, het inkomen daalt en steeds minder veehouders kunnen structureel alle kosten dekken en investeren in de ontwikkeling van hun bedrijf.

WUR schat in dat we in 2030 nog maar de helft van het aantal bedrijven van nu hebben. Een derde van de huidige bedrijven moet stoppen wegens te slechte financiële resultaten, een op de zes stopt om andere redenen. Nu kan nog 31% van de bedrijven alle lasten ­betalen en op tijd investeren, dat aandeel daalt naar 27%.

Dan zouden toch alarmbellen af moeten gaan? Het blijft echter oorverdovend stil. Misschien komt dat wel doordat dit business as usual is, voortzetting van iets wat al decennia gaande is. Elke 15 tot 20 jaar halveert het aantal veehouders en groeien de blijvers zowel in dieraantal als productie per dier. In 1980 waren er 67.200 melkveehouders met gemiddeld 35 koeien. In 2000 29.500 bedrijven met 51 koeien, in 2020 krap 15.000 bedrijven met ruim 100 koeien. WUR verwacht er in 2030 dus volgens het meest waarschijnlijke scenario 10.600 met 135 koeien. Dat komt vrijwel naadloos overeen met andere voorspellingen, waaronder die van Rabobank, die daar overigens al in 2016 mee naar buiten kwam.

Dat continu bedrijven stoppen is dus oud nieuws. Dat de financierbaarheid van de blijvers onder druk komt, is wel nieuw. Uitholling van de bedrijven is al gaande. De gemiddelde financiering is opgelopen van pakweg 80 cent per kilo melk in 2002 naar € 1,04 nu. En dan is de rente nog op bijna nul-niveau, tenminste voor de betere bedrijven. Zodra risico-toeslagen in zicht komen, stijgt de rente hard en is de financierbaarheid nog meer in het geding. Een zichzelf versterkend mechanisme.

In Nederland stijgt de kostprijs sneller dan elders in Noordwest-Europa. Daar zijn geen peperdure fosfaatrechten nodig bij schaalvergroting en verdunning van de kosten per kilo. De voordelen van de Nederlandse melkveehouders slinken daardoor in rap tempo; als deze al niet nadelen geworden zijn. Dat gaat nog meer druk zetten op aantal bedrijven, koeien en melkplas dan menigeen inschat.

Het is dus tijd voor een herbezinning want niet alleen de primaire bedrijven staan onder druk. Ook megazuivelaar FrieslandCampina staat het water wat hoger dan tot de knietjes. Die zoekt naar kapitaal en liquiditeit. De systematiek van obligaties-vrij lijkt dood te lopen. En dat is geen gezond teken. Het heeft er alle schijn van dat uiteindelijk de leden kapitaal moeten bijstorten, of een aantal jaren een inhouding op het melkgeld voor de kiezen gaan krijgen. Welke het ook wordt, het beperkt de slagkracht van de leden. Een cent per liter inhouding is voor het gemiddelde bedrijf al € 10.000 minder melkgeld. Toe­gegeven, ze ontvingen de afgelopen jaren wel boven­gemiddelde prijzen. Maar zoals vaak: de verdiensten zijn al besteed of geïnvesteerd want bufferen is nog steeds een vies woord en aan belasting betalen hebben ook veehouders een broertje dood.

De geëigende oplossingen als samenwerken en gezamenlijke inkoop komen weer eens om de hoek kijken. Maar dat zet echt geen zoden aan de dijk. Het wordt dus: survival of the fittest, weer een halvering in 20 jaar. Dus in 2050 nog 5.000 melkveehouders met gemiddeld 240 koeien en hoogstens een gelijke melkplas.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin