Doorgaan naar artikel

Voorkom met celgetalgroep infectie van niet-geïnfecteerde koeien

Gebruik van groepen is gemeengoed. Er zijn vaak meerdere productiegroepen, droge koeiengroepen en soms een vaarzengroep. Een aparte celgetalgroep, of zelfs behandelgroep, creëren kan een goede oplossing zijn, maar het kost veel werk. Zo maak je onderscheid tussen zorggroep en behandelgroep.

Bij gebruik van groepen wordt al snel gedacht in productiegroepen. Logisch, want een verdeling in een hoog- en laagproductieve groep is de meest voorkomende groepsindeling in de melkveehouderij. Daarnaast zijn er nog de bekende een of twee groepen droge koeien en natuurlijk het jongvee. Behandelgroepen komen veel minder voor. In die groepen zitten de dieren die onder behandeling staan, al dan niet met antibiotica. Dit is ook de groep waarvan de melk gesepareerd moet worden. Deze groep moet je apart houden omdat je niet wilt dat melk van deze koeien in tank komt. Want leveren van melk met groeiremmers kost flink geld.

Een meer specifieke groep, die tussen gezond en behandeling in staat, is de hoogcelgetalgroep. Dat zijn dieren met een verhoogd celgetal, die niet worden behandeld met antibiotica. Deze groep kan worden gemaakt op bedrijven die problemen hebben om het tankcelgetal te beheersen. Het doel is dan vooral preventie van infectieoverdracht. Oftewel het voorkomen dat hoogcelgetal koeien kiemen uitscheiden die de niet-geïnfecteerde koeien kunnen besmetten. Door de hoogcelgetalkoeien in een aparte groep te houden, creëer je een fysieke scheiding. Er is geen direct contact, dus je kunt de groep ook apart gaan melken.

Hoogcelgetalgroep alleen als het nodig is

Het vormen van een hoogcelgetalgroep komt niet veel voor. De vraag is ook of dat zinnig is. “Laat het duidelijk zijn dat het maken van een hoogcelgetalgroep een zeer probaat middel is om de infectiedruk naar andere koeien toe te verminderen. Er is echter een maar. Het is nogal eens lastig in te passen in bestaande bedrijfssituaties en het geeft een hoop werk en gedoe”, zegt Jan Hulsen, dierenarts bij Vetvice. Otlis Sampimon, Area Veterinary Manager bij Zoetis valt hem daarin bij. “Melken moet gemakkelijk en probleemloos verlopen. Het maken van een hoogcelgetalgroep moet je eigenlijk niet willen. Dus als er geen noodzaak is, moet je dat niet doen. Maar als het tankcelgetal te hoog dreigt te worden, is het tijdelijk creëren van een celgetalgroep wel degelijk onderdeel van de strategie om het probleem aan te pakken.”

Dierenarts Hulsen maakt direct het onderscheid tussen een behandelgroep en een celgetalgroep. Natuurlijk hebben de koeien in beide groepen zorg nodig. Zeker in de behandelgroep, want in die groep zitten zieke dieren. Voor hoogcelgetalkoeien is daarover discussie. De koeien in die groep hebben minder directe zorg nodig, maar wel extra aandacht met betrekking tot voorzichtig zijn met melken. Daarnaast moeten ze gevolgd worden op ontwikkeling van het celgeta. Zo kun je per dier bepalen of ze in de groep moeten blijven of eventueel de groep kunnen verlaten.

De termen zorggroep, behandelgroep en hoogcelgetalgroep worden vaak als synoniem gebruikt, maar dat zijn ze zeker niet. Een groep verse koeien en de droge koeien zijn zorggroepen. Een behandelgroep is een groep dieren die, zoals de naam al aangeeft, onder behandeling staat. Die moet je dus ook als zodanig benaderen. “Deze groepen moeten dan ook nooit bij elkaar worden gehouden uit oogpunt van gemak. Want je zet de meest kwetsbare dieren bij de dieren die een hoge infectiedruk geven naar andere koeien.”

Behandelgroep inrichten

Voor het inrichten van een celgetalgroep gelden een aantal voorwaarden. Zo moet er voor elke koe een vreetplek zijn en ook voor elke koe een ligplaats. Elke groep hoort over minimaal twee drinkwaterpunten te beschikken die goed bereikbaar zijn. Verder moet de routing zo zijn dat je ze apart naar de melkstal kunt leiden en ook weer terug naar de afgescheiden ruimte. Het is op de meeste bedrijven lastig om aan al deze voorwaarden te kunnen voldoen. Soms is er ruimte in de oude stal als er al een keer nieuw gebouwd is. Daarbij blijft overeind dat de groep dieren groot genoeg moet zijn om apart te voeren. Het gemakkelijkst is om de dieren hetzelfde rantsoen te voeren als de overige melkgevende koeien, wat in de regel dan ook gebeurd.

Percentage en soort infectie

Als vuistregel geldt dat het celgetal gedeeld door 10.000 het percentage geïnfecteerde koeien op gebied van uiergezondheid weergeeft, geeft Hulsen aan. Als het celgetal 150.000 cellen/ml melk is, heb je dus ruwweg 15% geïnfecteerde koeien. Daarvan heeft slechts een deel klinische mastitis dat om behandeling vraagt. Het is dus zeer de vraag of je voor dat relatief kleine aantal koeien een aparte groep moet maken. Sampimon geeft aan dat je deze groep eerst maar eens kritisch moet bekijken. “Welke koe kan wellicht iets eerder droog? Zet deze dan droog met antibiotica. Als koeien (nog) gust zijn kan het reden zijn om afscheid te nemen van deze dieren. Zo minimaliseer je de groep.” De dieren die na droogzetten met antibiotica toch opnieuw verhoogd celgeltal hebben, zijn ook potentiële afvoerkoeien.

Daarnaast geldt dat het ook belangrijk is om de aard van de verwekkers te achterhalen. Dat kan met bacteriologisch onderzoek. Hulsen: “Een koppelinfectie met zeer besmettelijke en hardnekkige mastitisverwekkers, het gaat dan vaak om S. aureus en mycoplasma, kan ook reden zijn om een hoogcelgetalgroep te maken. Beide kiemen zijn koegebonden.”

Speelt het probleem zich vooral af op basis van omgevingskiemen, dan heeft vormen van een aparte groep minder effect dan wanneer het om koegebonden ziekteverwekkers gaat. Deze koeien kunnen via melk uitliggen, maar vooral via de melkmachine andere koeien besmetten. Apart melken van deze groep kan bijdragen aan het verlagen van de infectiedruk.

Grote groep ‘verdacht’

In plaats van het aantal koeien dat in een apart groepje moet te minimaliseren, is er dan het alternatief van het maken van een grotere groep. Sampimon: “Afhankelijk van de situatie en de ziekteverwekker moet je daarover een beslissing nemen, samen met je dierenarts of adviseurs. Als je kiest voor het maken van een grote groep, bijvoorbeeld bij de koegebonden kiem Streptococcus agalactiae, spreek ik liever van de groep ‘verdacht’. Neem alle koeien met een celgetal hoger dan 100.000 cellen/ml melk apart en zet deze in de verdachte groep. Zo houd je in elk geval een groep koeien die onverdacht is en die je als eerste groep kunt melken. Door zo een scherpe grens te trekken maak je een vrij grote groep. Dat is vaak ook gemakkelijker te realiseren in de stal door bijvoorbeeld tijdelijk afscheid te nemen van twee productiegroepen.”

Inrichten van een aparte groep heeft dus vooral zin als het celgetal op het bedrijf hoog is, als er veel geïnfecteerde koeien zijn én als het gaat om koegebonden ziekteverwekkers. In normale situaties levert het waarschijnlijk meer werk op dan rendement.

In de meeste melkstallen worden koeien herkend en kan dus ook een attentie worden aangegeven. Melk van koeien die onder behandeling staan, moet immers apart worden gehouden en worden weggegooid. In het kader van vermindering van de kans op overdracht moet je het melkstel spoelen, of backflushen. Zo begin je met een schoon melkstel voor het melken van de volgende koe.

Melkrobot

In melkrobotsystemen is het creëren van een aparte kleine groep nog veel lastiger. Dan moet je deze op gezette tijden apart en achter elkaar melken en dat haalt het systeem van vrij koeverkeer voor de overige koeien enigszins onderuit. In de robotsystemen blijven de hoogcelgetalkoeien – als het om enkele dieren gaat – vaak gewoon bij de andere koeien. Het is wel mogelijk om een korte reiniging door te voeren na het melken van attentiekoeien op het gebied van celgetal. Ook is op een aantal systemen hittereiniging mogelijk na het melken van de hoogcelgetalkoe.

Is er aanleiding om grotere ’verdachte’ groepen te maken, dan kan deze groep op één robot lopen. De andere koeien kunnen dan op de tweede en of derde robot lopen. Zo kun je ook al onderscheid maken.

Sampimon geeft aan dat het zinvol is om de werking van de robot goed te controleren. “Check ook de werking van de hitte of stoomreiniging. Neem een swab van de binnenkant van de tepelvoering en zet deze op de kweek. Dat kan elke dierenarts voor je uitvoeren. Ik zie nog te vaak dat er toch nog veel ziekteverwekkers na de stoomreiniging aanwezig zijn. Dat betekent niet dat stoomreiniging als systeem niet functioneert. Het vraagt vaak alleen een goede afstelling. Dus betrek je robotleverancier in het geheel.”

Lay-out van stal

Vetvice geeft ook stalbouwadvies. “In de stalontwerpen wordt eigenlijk geen rekening gehouden met het creëren van een celgetalgroep, zegt Hulsen. “Natuurlijk houden we wel rekening met afkalfruimte of een ziekenboeg. Maar voor de grote groep melkgevende koeien staat koecomfort voorop. Direct daarnaast staat arbeidsgemak voor de veehouder.” Het spreekt voor zich dat het wel handig is om via hekwerk een flexibele indeling te maken. Dan kun je altijd schuiven met de grootte van de groepen en dus bij calamiteiten ook een celgetalgroep creëren.

Het liefst tekent Hulsen een aparte vaarzengroep in. Dan zijn de maten van de ligboxen, zowel in diepte als breedte daarop aan te passen. Een aparte vaarzengroep levert volgens hem zomaar 10% extra melkproductie bij de vaarzen op.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin