Doorgaan naar artikel

De oplossing komt nooit alleen uit een flesje

Bepalend voor succes is secuur te werk gaan. Dat betekent goed in beeld brengen wat er aan de hand is en rekening houden met andere factoren. Soms is het ook een kwestie van gewoon proberen, kijken of het vaccin aanslaat. Als het effect te mager is kan stoppen geen probleem.

Bepalend voor succes is secuur te werk gaan. Dat betekent goed in beeld brengen wat er aan de hand is en rekening houden met andere factoren. Soms is het ook een kwestie van gewoon proberen, kijken of het vaccin aanslaat. Als het effect te mager is kan stoppen geen probleem.

Vaccineren van melk- en jongvee staat de laatste jaren in de belangstelling. Het blijft echter een gedegen afweging vragen tussen kosten en baten, waarbij alléén de oplossing uit het flesje halen meestal niet genoeg zal zijn.

Vaccinatie bij melk- en jongvee gebeurt vaker dan pakweg tien jaar geleden. Dat heeft onder andere te maken met de toegenomen aandacht voor gezondheid en beperking van antibiotica. Zodoende vindt een verschuiving plaats van curatief naar preventief gebruik. Door het landelijk programma nam enten tegen IBR en BVD toe. Wat ook meehelpt is dat farmaceuten de afgelopen jaren nieuwe vaccins hebben gelanceerd, zoals tegen mastitis en BVD.

Verder is er met name op grote bedrijven meer noodzaak tot planmatig werken en beperken van risico’s. Het besef dat ‘brandjes blussen’ veel tijd kost en de routine uit de werkzaamheden haalt, maakt dat ondernemers voor zekerheid kiezen. “Op zulke bedrijven wordt vaker over vaccinatie gesproken”, aldus Bouwen Scheijgrond, dierenarts bij Dier-N-artsen in Oosterhout. Hij is tevens bestuurslid bij dierenartsenorganisatie ­KNMVD.

Vaccins voor twee typen ziektes

Er zijn vaccins tegen twee typen ziektes. Ten eerste ziektes die landelijk voor de gehele sector voor problemen kunnen zorgen, ­daarnaast tegen ziektes die je als bedrijf graag buiten de deur wilt te houden (bedrijfsgebonden). Onder de eerste categorie vallen vaccins tegen IBR, BVD en blauwtong. Dat is vooral preventief van aard. Voorbeelden van bedrijfsgebonden ziekten zijn kalverdiarree, pinkengriep en mastitis (zie kader Vaccinaties tegen beperkt aantal aandoeningen). De ­vaccins maken onderdeel uit van de gezondheidsaanpak op een bedrijf. Een ontwikkeling die het gebruik van vaccins en geneesmiddelen juist kan beperken is de fosfaatreductie. Op veel bedrijven is meer ruimte in de stal en zijn probleemkoeien geruimd, wat gunstig is voor de ziektedruk. “Maar voor de meeste bedrijven is dit echter maar een tijdelijke situatie. En als bedrijven jongvee elders opfokken en weer aanvoeren neemt het risico juist toe”, schetst Monique Driesse, dierenarts bij Boehringer Ingelheim.

Verschillen tussen praktijken

Landelijke cijfers over het gebruik van vaccins zijn bekend bij Fidin maar niet openbaar. Instanties als GD en WUR hebben er geen zicht op. Dierenartsenpraktijken hebben wel eigen gegevens maar toepassingscijfers verschillen; in de ene praktijk is vaccinatie meer ingeburgerd dan in de andere. Ook hebben gezondheidsproblemen en aanpak deels een regionaal karakter. Driesse verwacht dat dierenartsenpraktijken in het zuiden wat eerder tot vaccinatie overgaan. “Bij varkens is vaccinatie veel meer gebruikelijk waardoor dierenartsen er meer mee bekend zijn.”

In algemene termen is wel wat te zeggen over het gebruik. Naast vaccinatie tegen IBR en BVD wordt al jaren structureel tegen kalverdiarree en pinkengriep gevaccineerd. Dat blijft vrij stabiel. In mindere mate vindt vaccinatie plaats tegen ringschurft en longwormen. Een toename is te zien bij de vaccinatie tegen mastitis. Dat is verklaarbaar doordat er minder mogelijkheden met antibiotica zijn en de algemene aandacht en belang van een goede uiergezondheid.

Om een indicatie te geven: vorig jaar kwam uit een enquête van MSD onder 8.000 melkveehouders naar voren dat 40% van de bedrijven vaccineert tegen pinkengriep. Iets minder dan de helft daarvan vaccineert alleen in het najaar en de winter; de andere helft vaccineert het hele jaar rond, dus ook in de zomerperiode. Overigens blijkt uit dezelfde enquête dat de dierenarts een bepalende rol speelt; 60% laat de keuze voor vaccinatie afhangen van het advies van de dierenarts. De mening van andere erfbetreders, met name de voeradviseur en handelaar, bepaalt maar in 9% van de gevallen de keuze voor vaccineren.

Weerstand tegen enten

Dierenartsenpraktijken zijn in het algemeen van mening dat het verantwoord inzetten van vaccins bijdraagt aan de gezondheid van de veestapel. Toch is er onder veehouders ook weerstand, merkt Scheijgrond. Dat komt door problemen met vaccins tegen IBR twintig jaar geleden. Er kleven ook nadelen aan. Vaccinatie werkt weliswaar preventief maar het is wél een middel dat de dieren binnen krijgen. Naast dat het stress en bijwerkingen kan opleveren is de publieke en politieke opinie kritisch over toedienen van middelen.

Een andere factor die houding ten aanzien van vaccins bepaalt, is de financiële situatie. Scheijgrond merkt dat in tijden van royale verdiensten veehouders gemakkelijker meedenken met een vaccinatiestrategie dan in tijden dat ze scherp op de kosten moeten letten. Vaccinatie kost al gauw enkele honderden tot duizenden euro’s per bedrijf (zie kader). Op een totale post gezondheidskosten van zo’n € 18.000 op een bedrijf met 200 koeien (€ 1 per kilo melk) zijn het geen grote bedragen, zeker niet als resultaten verbeteren. Aan de andere kant is elke euro er één en moet elke investering geld of andere voordelen opleveren.

Secuur te werk gaan

De kosten van vaccinatie zijn gemakkelijk in beeld te brengen; de baten lastiger. Driesse: “We weten wel wat een gemiddelde ziekte-uitbraak kost, maar verschillen tussen bedrijven zijn groot. Dat hangt bijvoorbeeld af van de mate waarin de ziekte problemen geeft en er secundaire ziektes bijkomen.” Ook de potentiële voordelen zijn lastig inschatten. “Een vaccin doet altijd iets want het draagt bij aan bescherming en weerstand. Het effect is echter afhankelijk van de ziekte en de mate waarin die problemen geeft.” En vaak zijn er al verbeteringen omdat de ondernemer bewuster met het probleem bezig is.

Bepalend voor succes is secuur te werk gaan, benadrukt Scheijgrond. Dat betekent met diagnostiek goed in beeld brengen wat er aan de hand is en rekening houden met andere factoren. Denk aan het klimaat, voeding, huisvesting en hygiëne. “Maar soms is het ook een kwestie van gewoon proberen, kijken of het vaccin aanslaat. En vaccineren is geen beslissing voor het leven dus als het effect te mager is kun je zo stoppen.”

Naast het inzetten van de vaccins is het belangrijk die andere factoren aan te pakken. “Alléén een vaccin geeft nooit het beste resultaat.” In de balans tussen de infectiedruk op het bedrijf en de weerstand van het dier kan een vaccin wel helpen het systeem de goede kant op te duwen. De dierenarts ziet dat met name bij kalverdiarree nogal gemakkelijk naar de ‘de oplossing uit het potje’ wordt gegrepen. “Terwijl daar eigenlijk nooit alleen de oplossing vandaan komt.”

Vaccinaties tegen beperkt aantal aandoeningen*

 

* IBR is een voorste luchtweginfectie met het IBR-virus. Runderen kunnen preventief beschermd worden door te vaccineren met inactief IBR-vaccin of actief (levend) IBR-vaccin). Het bestrijdingsprogramma voorziet volledige halfjaarlijkse enting.
* BVD is een virus dat de weerstand van runderen verlaagd. De aanpak van BVD bestaat uit het opsporen van BVD-dragers en vaccinatie ter bescherming tegen een BVD-infectie. Er zijn twee soorten BVD-entstof; geïnactiveerde entstof met herhaling en een levende entstof waarbij eenmalige vaccinatie een jaar lang bescherming geeft.
* Blauwtong is een ziekte veroorzaakt door het blauwtongvirus, overgebracht door knutten. Een basisenting bestaat uit twee vaccinaties met minimaal drie weken en maximaal zes weken tussentijd. Binnen een jaar volgt een hervaccinatie.
* Tegen mastitis bestaan twee vaccins. Eén is werkzaam tegen onder andere Staphylococcus aureus, stafylokokken, coli en klebsiella’s. Een nieuwe werkt specifiek tegen Streptokokken uberis. Koeien krijgen drie of vier keer per jaar een enting.
* Een eenmalige enting tegen kalverdiarree gebeurt bij drachtige koeien in of vlak voor de droogstand. In de biest zitten dan afweerstoffen tegen E. coli, Rotavirus en Coronavirus.
* Pinkengriep wordt meestal veroorzaakt door een combinatie van virussen; het vaccin beschermt tegen BRSV. Er zijn twee soorten vaccins op de markt: via de neus en via de spier.
* Longworminfecties zijn te voorkomen door kalfjes vanaf zes weken oud twee keer via de bek te vaccineren, met een tussentijd van vier weken.
* Ringschurft bij jongvee veroorzaakt groeivertraging. Met een tussentijd van twee weken worden kalveren twee keer gevaccineerd om ze te beschermen.

 

Vaccinatie kost zo een paar duizend euro per jaar

 

De kosten voor vaccinatie op melkveebedrijven hangen af van het aantal vaccinaties en de prijs van het vaccin. Voor de meeste vaccins is vaker dan één keer enten nodig om een goed effect te krijgen. Elk middel heeft een eigen vaccinatieschema.
Een vaccinatie kost zo’n € 5 tot € 10 per enting, exclusief de kosten voor de dierenarts. Het vaccin tegen kalverdiarree is een paar euro duurder. Een tweejaarlijkse enting tegen pinkengriep, ringschurft of longworm kost een bedrijf met 200 koeien en 120 stuks jongvee globaal € 800 tot € 1.200 per jaar. Voor vaccinatie tegen kalverdiarree is een veehouder al gauw € 2.600 per jaar kwijt.
Vaccineren tegen mastitis is een stuk duurder; het vaccin moet drie of vier keer per jaar worden toegediend waardoor de vaccinkosten voor dit voorbeeldbedrijf bij drie keer enten rond de € 5.000 per jaar uitkomt.
Vaccins tegen IBR en BVD zijn relatief goedkoop maar bedrijven die de hele veestapel enten moeten bij 200 koeien op € 3.000 per ziekte rekenen. Vaccinatie kan onderdeel zijn van het bestrijdingsprogramma.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin