Conservering
In de tijd dat het product in de kuil zit, treden vooral gistingsverliezen op. De mate waarin hangt sterk af van de droge stof en kwaliteit van inkuilen. In een natte kuil kunnen ook meer perssappen verloren gaan. Bewaring kost altijd droge stof en nutritionele waarde; minimaal daalt deze 1 tot 2% na een half jaar. Alles bij elkaar is hier geteld met gemiddeld 5% verlies bij maiskuilen en 10% verlies bij graskuilen. Verschillen zijn echter groot: in natte graskuilen kan het totale verlies oplopen tot bijna 40%.
* Zorg dat de shovel voldoende tijd heeft om de kuil aan te rijden. De man op de shovel bepaalt het tempo van inkuilen.
* Breng de kuil laagsgewijs aan en rij deze goed vast om zuurstof uit het product te krijgen. Let erop dat het water weg kan. Dat betekent dat de kuil een beetje bol mag liggen.
* Behandel de hele kuil met een toevoegmiddel/schimmelremmer, zeker als de omstandigheden niet ideaal zijn of bekend is dat de voersnelheid te laag is.
* Dek de kuil direct luchtdicht af. Leg over het plastic een zanddek van 10 tot 15 centimeter dikte of afdekzijl. Hoe minder lucht in het product, hoe minder kans op broei. Afwerken met vochtrijke voeders geeft extra druk.
* Gun ingekuilde producten tijd om te conserveren. Laat een kuil zonder toevoegmiddelen vier tot zes weken dicht. Bij gebruik van toevoegmiddelen is dit langer of korter, afhankelijk van het type middel.
Uithalen en voeren
Door verliezen bij het uithalen en vervoer van ruwvoer, weghalen van eventuele broei en verliezen in de stal aan het voerhek gaat gemiddeld 5% bij mais en 10% bij gras verloren. Broei is een belangrijke verliespost die bij het uithalen en voeren tot uiting komt; het verlies kan in een graskuil oplopen tot boven 10%.
* Beperk verlies van voer tijdens uithalen en transport en voorkom voerresten. Werk secuur met goede machines.
* Houd de opengemaakte kuil zo glad mogelijk door frezen of snijden. Voorkom dat er bij het uithalen losse mais in de kuil ontstaat. Maak niet meer kuil open dan strikt noodzakelijk.
* Maak de kuil telkens na het uithalen netjes met plastic dicht, zeker als het gaat regenen. Bij droog weer met een hoge luchtvochtigheid kan het beter zijn de kuil open te laten, omdat dan juist schimmelvorming kan plaatsvinden op het snijvlak.
Koe
De mate van de benutting na de opname door de koe is af te lezen aan de verteringscoëfficiënt van de droge stof. Deze is van een aantal factoren afhankelijk en schommelt over de jaren heen. In 2016 lag deze bij de Agrifirm-bedrijven op gemiddeld 76% voor gras en 77% bij mais. Dat betekent dat respectievelijk 24% en 23% van het opgenomen ruwvoer wordt benut. De range is groot: 52 tot 88% bij gras en 67 tot 83% bij mais. De variatie bij gras is groter, omdat daar ook kuilen met natuurgras onder vallen. Vanuit het ruwvoer bepalen onder meer het maai-/hakseltijdstip en de grofheid van deeltjes de vertering. Bij mais zijn met name de verteerbaarheid van de stengel en de rijpheid en aandeel van de kolf van invloed.
* Houd bij het samenstellen van het rantsoen rekening met verschillen in dezelfde maiskuil. De conserveertijd heeft invloed op de voederwaarde.
* Zorg voor een goede menging in de voermengwagen met behoud van structuur.
* Houd de smakelijkheid van het ruwvoer in het oog. Zorg dat de koeien niet kunnen selecteren.
* Voeg eventueel water in de voermengwagen toe voor minder selectie en betere vertering.
* Controleer regelmatig de gezondheid en vertering van de koeien op basis van de mestsamenstelling.
* Plan gezamenlijk overleg met de dierenarts en voeradviseur rond voeding en diergezondheid.
* Zorg voor optimale omstandigheden in de stal en gezonde koeien. Geef voldoende en schoon drinkwater; voor 1 liter melk is 4 liter water nodig.
Totaal
Bij optelling van alle aspecten die de potentiële maximale opbrengst verlagen, blijft gemiddeld van de 100% potentiële waarde van ruwvoer 54% bij mais en 36% bij gras over. Met andere woorden: van elke kilo droge stof die een veehouder kan maken, wordt uiteindelijk maar 54 en 36% door de koe benut. Bij een potentieel productieniveau van 20 ton droge stof uit mais en 15 ton droge stof uit gras, komt dus maar 10,8 ton droge stof uit mais en 5,4 ton droge stof uit gras tot zijn recht. Dat is bij een drogestofprijs van € 0,15 per kilo een potentieel verlies van pakweg € 1.400 per hectare mais en gras.
Bij individuele bedrijven zal het zijn dat op bepaalde delen van het proces meer of juist minder verlies optreedt. In het gunstigste geval kunnen de betere melkveehouders de verlaging van de potentie beperken tot zo’n kwart, gerekend vanaf teelt tot en met vertering.
* Beschouw de ruwvoerteelt als professionele tak van het bedrijf zoals een akkerbouwer zijn producten teelt.
* Schakel specifiek advies of praktische hulp in als de ruwvoerteelt op bepaalde aspecten tekortschiet.