Stress door droogte kan tijdens de vegetatieve (lengte)groeifase, kortere planten geven, die later – indien er geen bevruchting plaats heeft gevonden – sterk roodpaars gaan verkleuren.
Gebrek aan water in de fase in aanloop naar de bloei kan daarnaast ook steriliteit van de hoofdkolf veroorzaken. Komt er naderhand toch weer water, en was de plant nog niet dood, dan reageert de plant later met de vorming van een nieuwe kolf in de onderliggende bladoksels. Droogte verstoort echter ook het hele stikstof-metabolisme en dus de normale ontwikkeling van toekomstige organen, wat in dit geval resulteert in de rudimentaire kolfaanleg in de onderliggende bladoksels tot op de knoop net boven het grondoppervlak. De late bloei van deze kolven gebeurt verder in een periode waar stuifmeel al lang niet meer gevormd wordt. De kolfkwast groeit vaak lang door zonder te verdrogen. Er kan daarom geen sprake meer zijn van bevruchting, waardoor de kolfspillen leeg blijven.

Dit zijn typische droogtestress-symptomen en geen ras-specifieke symptomen.
Terzijde, ook zeer lage temperaturen in het 7e/8e bladstadium kunnen tot gelijkaardige schadebeelden aanleiding geven. Het resultaat (vingerkolven) is hetzelfde, de oorzaak is echter totaal verschillend.
Indien de vochtvoorziening nu al ontoereikend is en u de mogelijkheid en toestemming heeft om te beregenen om zo verzekerd te zijn van een goede opbrengst, twijfel dan echt niet te lang met het beregenen van het maïsgewas. Aan de hand van de pF-curve op het bemestingsverslag is tegenwoordig af te herleiden hoeveel water hoeveel water het perceel maximaal kan vasthouden. Meer beregenen is nooit zinvol, want het wordt niet vastgehouden in de bewortelbare zone. Daardoor kan het water naar diepere lagen uitspoelen of het spoelt af. Percelen met een voldoende hoog percentage organische stof zijn in het voordeel tijdens droge periodes. Organische stof draagt niet alleen bij aan een goede bodemstructuur. Het is ook in staat bodemdeeltjes aan elkaar te houden. Deze zijn hierdoor in staat om water langer vast te houden. Het water blijft beschikbaar voor de mais in periodes van droogte. Voor zandgronden is dit belangrijk, maar ook voor andere grondsoorten.
Naast de beschikbaarheid van (grond)water speelt ook de opnamecapaciteit een grote rol in de waterhuishouding van de maïsplant. Een goede bemestingstoestand is hierbij een belangrijke voorwaarde. Het element kalium speelt hierin een cruciale rol. Kalium is een belangrijke voedingstof voor de stofwisseling in de hele maïsplant. Het bevordert niet alleen het transport van specifieke stoffen in de plant, het stuurt ook de waterhuishouding en verbetert de waterbenutting. Maïs met kaliumtekort is dan ook meer gevoelig voor droogte. Ook de aanwezigheid van voldoende borium in de grond en vervolgens in de plant is cruciaal. Borium heeft, naast kalium een belangrijke functie in de waterhuishouding van de plant. Maïs die optimaal is voorzien van kalium en borium is in het voordeel.
Ook wordt er door de wereldwijde problematiek van de watertekorten door KWS in de veredeling al heel lang aandacht besteed aan maïsrassen die minder gevoelig zijn voor droogte.
Mocht u twijfelen over de vochtvoorziening van het maïsperceel, neemt dan contact op met uw maïszaadleverancier of met uw regionale KWS-adviseur. Meer informatie over het verdere groeiverloop van maïs gedurende de zomer is ook te vinden op de KWS-maïsmanager App.