Doorgaan naar artikel

‘Geen quota, maar wel snel een eind aan ongeremde groei’

Afbeelding

De Ierse melkveehouderij groeit nog steeds tegen de klippen op. Glanbia beziet dat met zorg en wil die groei reguleren. Voorzitter Martin Keane ziet grote kansen in het vermarkten van haar weidegang, 300 dagen per jaar, in Europa.

Martin Keane, bestuursvoorzitter van Ierlands grootste melkverwerker, heeft een duidelijke koers voor ogen. Hij vindt dat Glanbia minder hard in melkafname moet groeien dan in de afgelopen jaren en dat het zich veel meer moet profileren op weidegang en duurzaamheid. Het bedrijf heeft daarvoor zijn naam al mee. Glan bia is Keltisch voor schoon voedsel. “Onze koeien weiden zo’n 300 dagen per jaar en hebben een heel lage ecologische footprint. Maar we zijn vergeten dat te benutten in onze marketing. Dat gaat veranderen.”

Kunt u de Ierse melkveehouderij en Glanbia schetsen in 2010, 2020 en 2030?
“Rond 2010 had de gemiddelde Ierse melkveehouder 60 melkkoeien. Glanbia verwerkte iets meer dan 1,5 miljard kilo ledenmelk. De gemiddelde veehouder heeft nu 101 melkkoeien en we verwerken 3 miljard kilo melk. Dat zal tot 2030 minder snel stijgen dan de 10% groei die we de laatste jaren zagen. Dat is namelijk niet houdbaar. We kunnen niet € 100 miljoen per jaar blijven investeren in uitbreiding, en ook niet eenzelfde waardegroei creëren als de afgelopen jaren. “De wereldmarkt voor zuivel groeit met 1,5 tot 2% per jaar. Dan werkt een structurele productiegroei van 5 tot 10% per jaar niet.”

Maar Ierse boeren groeien als een gek, een derde erbij in vier jaar tijd. Hoe moet het dan verder?
“Ik wil geen quotasysteem. Quotering remt alle kansen, ik wil geen herhaling van dertig jaar ketening. Iedere melkveehouder moet zijn eigen richting kunnen uitzetten. Maar we hebben niet de luxe dat we stil kunnen blijven zitten. We moeten de verwachting van de leden en hun appetijt om te groeien matchen met de noden van Glanbia en de kansen in de markt. Ik zie dus snel een einde aan die ongebreidelde groei komen.”

In Nederland hebben we al met dat bijltje gehakt. Gaat u ook voor een vorm van beperking van de melkaanvoer?
“Ja, dat is onvermijdelijk. In het ergste geval moeten we zeggen: ‘we willen geen extra melk’. Maar het hele veld overziend, is het logisch te stellen dat we moeten ingrijpen.”

FrieslandCampina heeft hiervoor al een systematiek. Wilt u ook zo’n vorm?
“Ik kan hierover natuurlijk niet vooruitlopen zonder ruggensteun van het bestuur. Maar wat ik wel kan zeggen, is dat we hiernaar kijken. Daarbij is regel nummer één in een zuivelcoöperatie dat we alle melk verwerken die de leden aanbieden. Maar dat hoeft niet allemaal voor dezelfde prijs. Prijs kan dus binnen de regeling een rem gaan vormen. Alternatief is dat we zeggen: ‘expansie prima, dat kan bij ons. Maar schrijf je dan wel even een cheque zodat wij kunnen investeren.’ Er is echter nog niks beslist, dit zijn de denkrichtingen.”

Begrenzing leidde bijkans tot opstand in Nederland. Zijn uw leden daar wel klaar voor?
“Niet alle boeren zullen enthousiast zijn als zoiets komt. Maar er is vast wel begrip voor als we dit op een eerlijke, open wijze invoeren en we de realiteit communiceren dat het alternatief een zwakkere melkprijs is doordat we te veel melk in commodities (bulkproducten, red.) moeten afzetten. We willen geen extra producten in laag renderende markten afzetten en daarmee ook nog eens de rest van de EU in opstand brengen omdat we de totale melkprijs verzieken. Verkijk je daar niet op, ook dat moeten we allemaal managen.”

Geeft de sterke groei van de bedrijven geen problemen met het draagvlak onder de Ierse bevolking?
“Het maatschappelijk draagvlak, de sociale acceptatie van de buren en de gunfactor van andere sectoren dreigen onder druk te komen door de intensivering. De ecologische footprint is zwaarder geworden. Melkveehouders verdienen goed en hebben ook een redelijk stabiel inkomen, zeker in vergelijking met andere landbouwsectoren. We moeten voorkomen dat vleesveehouders of akkerbouwers gaan zeggen dat melkveehouders alles overnemen.”

De Ierse melkveehouderij is extensief en heeft bijna jaarrond weidegang. Waarom draagt u dat nauwelijks uit in de marketing?
“FrieslandCampina (RFC) heeft iets knaps gerealiseerd dat het 120/6 als grassbased kan slijten bij zijn afnemers. Onze koeien weiden rond de 300 dagen per jaar en staan in de winter, tijdens de droogstand, twee maanden op grasproducten. Onze bedrijven zijn veelal meer dan vijf generaties in de familie. Dat alles is een droom om te communiceren. Daarom zijn we marketing gestart onder origin green en truely grass fed. Daarmee zijn we groot in de VS, we zijn daar de grootste producent van cheddar. In Duitsland is het merk Kerrygold van de gezamenlijke Ierse zuivelcoöperaties groot. De consument is steeds gevoeliger voor dit soort zachte punten, het gevoel dat erin zit. Je ziet dat iedereen de link met natuur probeert te brengen, wij hebben veel te weinig gedaan maar we gaan meer doen. Daar hebben we grote kansen.”

De Ierse bedrijven werken dicht bij biologisch. Waarom zegt Glanbia niet: alles onder biologisch?
“Waarschijnlijk voldoet de helft van de bedrijven eraan, maar wil de consument de extra kosten dekken? Daar zit de uitdaging. We zouden twee keer zoveel moeten beuren voor het product. Je krijgt namelijk twee klappen: lagere productie en hogere kosten. Het is misschien haalbaar, maar vraagt wel heel veel tijd.”

Kijkt u naar fusies?
“We koersen vooral op joint ventures maar staan ook zeker open voor grootschalige samenwerking, zelfs fusies. Maar dan moet het niet meer van hetzelfde zijn. Er moet iets nieuws bij in komen, 1+1 moet 3 zijn. Een absolute voorwaarde zou zijn toegang tot de grote markten in de EU. Een samenwerking met FrieslandCampina of Arla zou een opwindend vooruitzicht zijn. Dat zou de focus op de consument brengen die wij nu niet hebben wegens onze kleine thuismarkt. We hebben maar 4,5 miljoen inwoners, 90% van de productie moet geëxporteerd worden. Zij hebben 45 miljoen consumenten aan het eind van de straat, ze hebben enorm veel marketingkennis. Dat kan nieuwe dynamiek in onze business brengen. Wij brengen dan de duurzaamheid en het verhaal! De 300 dagen, de vijfde generatie melkveehouder, outdoor, healthy, lifestyle. We kunnen niet op onszelf blijven. Daarom ook de samenwerking met A-Ware, we bouwen samen een kaasfabriek. Jan Cees Vogelaar introduceerde Jan Anker bij onze CEO Jim Bergin. De simpelheid en recht op en neer manier van zaken doen van A-Ware past bij Glanbia. 120 jaar Royal A-Ware, dan moet er iets goed gaan. We moesten investeren in capaciteit maar waarom dan investeren in een markt die al overbezet is? Waarom in Cheddar? Dat is maar een vijfde van de kaasmarkt. Dan liever in een grote markt, ook om risico’s te spreiden en met een andere afzetmarkt dan Engeland die al 15 tot 20% van Glanbia’s producten afneemt. Dat haalden we met de deal met A-Ware binnen. We weten dat de eerste drie, vier jaar niet mooi zullen zijn, dat er geld bij moet. Dat kun je met goed management beperken. Zowel A-Ware als wij hebben die ervaring met nieuwe fabrieken. We krijgen altijd alles op tijd en binnen budget afgerond. Want als je te laat oplevert of tegen te hoge kosten, dan zijn er pas problemen. De kaasmarkt groeit, die biedt alleen maar kansen. Onze ervaring wereldwijd maakt dat we het tot een goed eind zullen brengen, zeker in combinatie met A-Wares handelsgeest.”

Afzet ontwikkelen richting China en andere markten is geen optie?
“Nee, we zetten wel wat af in China, India, het Midden-Oosten en andere exotische markten. Maar dat is op kleine schaal. In China veranderen de rules of engagement snel en vaak. Veel westerse bedrijven ondervinden daarmee aanzienlijke problemen. Naar ik begrijp heeft FrieslandCampina nu slechte ervaring in China met zijn kindervoeding. Een flink deel van de omzet van € 1 miljard is daar de afgelopen maanden verdampt door verandering in de regels.”

Blijft de Ierse melkprijs lager dan die in de rest van de EU?
“Waarschijnlijk wel. Onze productenmix bepaalt onze melkprijs. We hebben geen grote consumentenmarkt achter ons, die betaalt veel beter dan de markt van commodities waarvoor wij produceren. Dik 90% moet van het eiland af. Dat geeft extra kosten. We streven naar 3,2% winst na belasting. Dat is veel uitdagender dan op het continent en drukt de melkprijs ten opzichte van onze concurrenten. De extra kosten zorgen er voor dat we altijd enkele centen per kilo minder betalen, en dat kunnen we goed uitleggen. Onze veehouders hebben een lage kostprijs door de seizoensgebonden productie die de grasgroei volgt. Veehouders die jaarrond leveren, krijgen in de winterperiode een toeslag. Daardoor is hun melkprijs vergelijkbaar met die op het Europese vasteland.”

 

Martin Keane (63) is voorzitter van de coöperatie Glanbia en lid van de concerndirectie. Hij heeft een melkveebedrijf met 110 melkkoeien op 70 hectare grasland in Erril, nagenoeg midden in Ierland.
Glanbia is sinds 2010 hard gegroeid. “Omdat de melkquota zouden verdwijnen en de leden flink wilden groeien in productie, moesten we fors investeren in verwerkingscapaciteit. Via de beurs was financiering onmogelijk omdat roestvrij staal veel minder rendeert dan de andere takken van het bedrijf”, stelt Keane.
De leden hebben in 2012 een deel van hun vermogen in de coöperatie benut om de verwerkingscapaciteit te kopen van de beursgenoteerde onderneming, Glanbia plc, en die verwerkingscapciteit uit te breiden. Tegelijk is een joint venture gestart met de beursgenoteerde onderneming, wat later Glanbia Ireland werd. De coöperatie Glanbia heeft 60% van de aandelen in dit bedrijf dat de melk verwerkt en handelt in bedrijfsbenodigdheden, 40% is in handen van het beursgenoteerde Glanbia plc. De coöperatie is ook eigenaar van 31,5% van het beursgenoteerde Glanbia plc, de Glanbia-leden hebben rechtstreeks ruim 20% van de aandelen in Glanbia plc op naam. Dus meer dan de helft van Glanbia plc is nu direct of indirect farmer owned.

 

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin