Doorgaan naar artikel

‘Helft van de groeiers gaat terugschakelen’

Een bedrijf met 400 koeien managen vergt op het vlak van diergezondheid veel meer inspanningen dan op een eenmansbedrijf. Een deel van de groeiers heeft dat in de vingers, een deel niet.

Ynte Schukken, directeur diergezondheid bij GD, weet waarover hij praat. In de VS heeft hij de nodige ervaring opgedaan met grote bedrijven en diergezondheid. Bij Nederlandse veehouders die zich in Ohio vestigden op een nieuw en groot bedrijf ging het in een aantal gevallen fout. “Ze maakten in één keer de sprong van een eenmansbedrijf naar een bedrijf met bijna 700 koeien en personeel. De helft kon dat uitstekend managen. Voor de andere helft liep het uit op een grote tegenvaller en mislukking. Ze probeerden wat ik noem dier-boer te blijven op de manier zoals ze dat in Nederland op hun bedrijf met 60 tot 100 koeien hadden gedaan. Dat gaat niet. Je kunt niet alleen maar met je dieren bezig zijn. Dan loopt het je over de schoenen. Je raakt de grote lijnen kwijt. Je moet managen, personeel aansturen. Daarin zit de sleutel tot succes.”

Welke les is uit het voorbeeld van de Ohio-boeren te trekken?
“Zo rigoureus als de stap van een eenmansbedrijf naar een bedrijf met in een keer 700 koeien wordt in Nederland niet zo gauw gemaakt. Groei gaat geleidelijker. Daardoor kun je eraan wennen. Het is een grote misvatting dat wanneer je voor een kleinere veestapel kunt zorgen, dat je dat dan ook voor een grote kunt. Zo werkt het niet. Groeien naar een grote veestapel en dat managen is niet voor iedereen weggelegd. Dat vereist andere capaciteiten. Zodra je met personeel gaat werken, speelt aansturing een belangrijke rol. Een goede manager zorgt dat het werk goed gedaan wordt, ook als hij er zelf niet bij is. Je moet er lol in hebben om het werk door anderen te laten doen.”

“Personeel moet je breed zien, ook de zoon van je broer die komt meewerken is personeel en als je het bedrijf met twee of drie broers samen doet, is het ook belangrijk dat je precies van elkaar weet wat je doet en dat je duidelijke afspraken maakt. Ga er niet vanuit dat anderen het wel weten.”

Is dat ook een waarschuwing voor groeiers?
“Van veehouder word je niet automatisch manager. Bedrijven die in de afgelopen jaren sterk gegroeid zijn, zullen dat merken. Een aantal zal in het traject besluiten niet verder te groeien of zelfs terugschakelen naar kleiner, omdat ze dat managen niet in de vingers hebben of er geen lol in hebben. Best goede boeren, maar die grootte past hen niet. Het is dan zaak om een alternatief te kiezen waarbij je je goed voelt. Voor de een is dat overstappen naar biologisch, naar een andere niche of ze nemen een robot in plaats van personeel of ze nemen er een andere tak bij.”

Terugschakelen, om hoeveel bedrijven gaat het?
“Exacte cijfers heb ik niet. Ik schat de helft.”

Voor anderen geldt: groei gaat onverminderd door?
“Groeien is aantrekkelijk. Een groot bedrijf is efficiënter en economisch voordeliger. Je kunt huisvesting en machines voordeliger ­benutten, de kwaliteit van de voeding gaat vooruit, vaak is het dierwelzijn beter, milieutechnisch is het goed geregeld, innovatie is gemakkelijker en ook sociaal is het aantrekkelijker, doordat je met personeel in een team kunt werken. Rationeel gezien is dat een goede ontwikkeling, die wereldwijd doorzet. Ten aanzien van dierziekten en infectiedruk gaat die economy of scale niet op. Precies het omgekeerde is bij diergezondheid het geval. Je moet veel meer en veel grotere inspanningen per dier verrichten om een gezonde veestapel te hebben en te houden.”

Waardoor zijn grote bedrijven op het vlak van diergezondheid kwetsbaarder?
“Twee redenen. De eerste is dat op grote bedrijven de mogelijkheden voor ziekte-insleep groter zijn. Het is het lastiger om infectieuze ziekten als paratbc en salmonella buiten de deur te houden. Er is meer dierverkeer. Als ondernemer moet je dubbel zo goed letten op je ‘biosecurity’. Uitkijken wat je koopt, waar ze vandaan komen en wat de gezondheidsstatus is, maar ook oppassen met insleep door wild, gasten of andere erfbetreders. Heeft het bedrijf waar je dieren van overneemt meegedaan aan gezondheidsprogramma’s? Is de status gelijk aan je eigen status?

De tweede reden is dat op grote bedrijven een ziekte zich makkelijker handhaaft, uitsterven van een infectie is minder waarschijnlijk. Op grote bedrijven is er ook een continue instroom van vaarzen in de melkveekoppel. Vaak zijn vaarzen nog gevoelig, nog niet eerder geïnfecteerd geweest en kan een infectieziekte zich gemakkelijker in het koppel handhaven.

En groot betekent ook dat een infectie die binnenkomt zich makkelijk uitbreidt, per dier zijn er meer contacten. Vergelijk het met de kinderen in een gezin of in een grote crèche. Als er daar eentje verkouden is, is de hele crèche verkouden. Kortom een groot bedrijf dient er echt bovenop te zitten en veel aandacht aan preventieve diergezondheid te besteden.”

De puntjes op de i. Hoe?
“Zorg voor een goede en nauwe relatie met de dierenarts. Loop ­gezondheidsprogramma’s door. Pak problemen planmatig aan. En werk met strakke protocollen voor het personeel. Je kunt er niet van op aan, dat ze het allemaal weten. Ik was laatst op een bedrijf met acht melkers. De een dipte, de tweede sprayde en de derde deed helemaal niets. Maak het eenduidig. Schrijf heel nauwgezet uit hoe het dient te gebeuren en train je personeel daar op. Motiveer hen zoveel mogelijk.”

Werken met protocollen is de belangrijkste sleutel. Gebeurt dat voldoende?
“Nog lang niet overal. De slag van veehouder op eenmansbedrijf naar manager op een groter bedrijf is bij hen nog niet gemaakt. Daar zijn ondernemers wel mee bezig. We zitten middenin dat proces.”

Waar haal ik als veehouder de kennis vandaan om een goed protocol te maken?
“Schrijf het eerst zelf uit, zoals je vindt dat het werk dient te gebeuren. En toets het dan. Dat kan prima met een dierenarts, maar ook met een adviseur, of met een voorlichter. Realiseer je wel dat elk bedrijf specifiek is en dus ook bedrijfsspecifieke protocollen heeft.”

Weet die dierenarts precies hoe het moet?
“GD gaat voor hen speciale cursussen geven, hoe je protocollair met diergezondheid omgaat, hoe protocollen te maken en hoe je ermee kunt werken. Op agrarische scholen zouden ze dat ook moeten doen.” “Diergezondheidszorg voor grote veestapels wordt een belangrijke poot onder de dierenartsenpraktijk. In Amerika zie je dat er een splitsing in dierenartsenpraktijken of binnen een praktijk ontstaat. De ene dierenarts is gespecialiseerd in diergezondheidszorg van dag tot dag, de andere dierenarts meer in de bedrijfsgezondheidszorg: risico’s in beeld brengen, realistische doelen stellen, analyseren wat er aan de hand is, een plan van aanpak maken en monitoren. In de varkens- en pluimveehouderij is zo’n splitsing al gebruikelijk, in de melkveehouderij nog niet.”

Ziekten bij grote bedrijven lopen niet snel dood.
“Dat heeft alles te maken met de grootte van het bedrijf. Bij 
400 koeien is de kans dat de ziekte uit zichzelf doodloopt veel kleiner dan bij een bedrijf van 50. Bijvoorbeeld bij Salmonella Dublin heb je een kleine kans, zeg 1 procent, dat een geïnfecteerd dier een drager wordt. In een koppel van 50 koeien is de kans dat die ene salmonelladrager ‘toevallig’ wordt afgevoerd aanmerkelijk groter dan dat op een bedrijf van 400 dieren alle dragers ‘toevallig’ worden afgevoerd. Met toevallig afvoeren bedoel ik dan afvoer vanwege bijvoorbeeld vruchtbaarheid of mastitis. Bij een kleinere veestapel kom je daardoor makkelijker van een infectieziekte af dan dan bij een grotere.”

Ik krijg de ziekte niet weg. Is dat een signaal dat de veehouder de gezondheidszorg niet goed in de greep heeft?
“Dan heb je een probleem. Zorg dat je het aanpakt, anders heb je op je bedrijf een nog veel groter probleem.”

Kan goed managen van diergezondheid ook in geld worden uitgedrukt?
“Het kan om heel veel geld gaan. In Amerika werd ik op een gegeven moment gebeld door de bank. Of we losten het probleem met mycoplasma bovis op een bedrijf op, of de bank trok de stekker eruit. Er zijn meer gevallen dat het erop of eronder is. Alle reden om de schouders eronder te zetten.”

Ynte Hein Schukken (55) is sinds augustus 2014 directeur diergezondheid bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer. Voor die tijd werkte hij jarenlang als hoogleraar aan de Cornell Universiteit in de staat New York en tegelijkertijd als directeur van een dochteronderneming van Cornell, De Quality Milk Production Services.
Ynte Schukken is zoon van een dierenarts uit Heerenveen en in 1987 afgestudeerd aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. Hij heeft zich ontwikkeld tot een expert op het gebied van epidemiologisch onderzoek naar onder andere uiergezondheid. Sinds medio vorig jaar is Ynte ook hoogleraar aan Wageningen Universiteit en aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit in Utrecht.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin