Doorgaan naar artikel

‘Bedrijf sneuvelt bij zwak ondernemerschap’

Afbeelding

Veel melkveehouders zijn vooral vakman en te weinig ondernemer. Ze zijn kwetsbaar, vindt senior-sectormanager Cor Bruns van ING. Er gaan bedrijven sneuvelen, voorspelt hij, ook grote.

De boodschap van seniorsector­manager Cor Bruns van ING is ­duidelijk: ondernemerschap bepaalt of een melkveehouder melkveehouder blijft. Te veel nog ziet Bruns dat vakmanschap de overhand heeft, terwijl het ondernemerschap achterblijft. Dan gaat het volgens de ING-manager om ’te weinig strategische visie, te weinig nadenken over de komende vijf tot tien jaar en te veel meewaaien met de wind: de buurman bouwt, dus bouw ik ook.’

Bij goed ondernemerschap hanteert Bruns drie ‘momenten van de waarheid’, die bepalen of de melkveehouder het goed voor elkaar heeft. Op die momenten moeten bedrijven in staat zijn om investeringen te doen en toch voldoende financiën overhouden om rendabel te blijven draaien: bij bedrijfsovername, als buurmans grond of bedrijf te koop komt en bij het vervangen en vergroten van de stal. “In veel gevallen zijn ondernemers er niet klaar voor.”

In de afgelopen jaren zijn nieuwe grote stallen als paddenstoelen uit de grond verrezen. Niet goed doordacht?
“Daar heeft een aantal bedrijven zich op verkeken. Er zijn bijvoorbeeld ondernemers die in de afgelopen jaren quotum hebben bijgekocht, terwijl je weet dat het de eerste vijf jaar niets opbrengt. Gelukkig is de melkprijs lang hoog geweest, anders waren ze in problemen gekomen. Op Denemarken na is de Nederlandse melkveehouderij het hoogst gefinancierd in Europa. Er zijn bedrijven met een financiële last van € 1 per kilo melk, maar er zijn er ook met een last van € 2. Dan ben je erg kwetsbaar. Bij een rente van 3 procent en 25 jaar aflossing praat je over 14 cent lasten per geproduceerde kilo melk.”

Met de huidige lage melkprijs produceer je dan met verlies.
“Dat klopt, maar we moeten niet te negatief doen. Gemiddeld gezien was 2014 toch gewoon een goed jaar, ondanks de scherpe prijsdaling. Het dieptepunt hebben we in oktober gehad. We krijgen een gematigde eerste helft van 2015 en een beter tweede half jaar, dat wil zeggen boven de Kwin-norm van 34,5 cent per kilo melk, die wij voor financiering aanhouden. Op de lange termijn gaan we daar gemiddeld bovenuit komen, maar die prijs gaat wel met schommelingen gepaard.”

Wanneer is een bedrijf rendabel in de visie van ING?
“Op de eerste plaats moet het kunnen voldoen aan de doelstellingen, die de ondernemer zich gesteld heeft. Onze financieringsnorm kun je als volgt uitleggen: als een ondernemer alles ­betaald heeft inclusief privé en reguliere vervangingen en als hij 30 procent van het bedrag voor rente en aflossing overhoudt. En de solvabiliteit moet op minstens 30 procent zitten.”

Rente is een heel belangrijke factor. Die is nu buitengewoon laag. Vastzetten?
“Dat doen er veel te weinig. Negen van de tien kiezen voor een variabele rente, eventueel ­gekoppeld aan Euribor. Ze hebben het gevoel dat de rente nog lager gaat. Als je over een lange periode kijkt, is variabel beter dan vastzetten, maar je zult maar de pech hebben dat je net in een periode komt van oplopende rente. Dat maakt je kwetsbaar. In onze normberekeningen rekenen we ook met een 1 procent ­hogere rente dan de marktrente.”

Dom om de rente niet vast te zetten?
“Als je er niet over hebt nagedacht, is het dom, want dan kijk je onvoldoende naar risico’s. Dat moet je niet alleen voor de rente doen, maar ook voor de andere grote kosten en opbrengsten, denk aan de melkprijs. Zorg bijvoorbeeld dat je via de termijnmarkt of contracten de melkprijs vastlegt voor een deel van de melk, zodat je altijd de vaste kosten kunt blijven betalen. Daar gaat het steeds om: hoe beheers je je risico’s?”

De lage melkprijs brengt bedrijven in problemen. LTO voorspelt een halvering van het aantal bedrijven, de komende tien jaar.
“Dat het krimpt is duidelijk, maar of het 40 of 60 procent minder wordt, is niet te voorspellen. Het is betrekkelijk. Toen bekend werd dat de quotering zou verdwijnen, waren er voorspellingen dat het aantal melkveebedrijven in 2015 zou dalen tot 12.000. Het zijn er nu nog 18.000.”

Welke bedrijven krijgen het moeilijk?
“Bedrijven zonder strategische visie, zonder liquiditeit en zonder plan. Dat kunnen ook grote bedrijven zijn. Het zijn bedrijven die doormodderen. Ze tonen geen ondernemerschap. Bij hen kun je faillissementen verwachten. Er staan niet voor niets advertenties met grote boerderijen te koop in Boerderij. Dat is soms ook uit ­financiële nood. Er zijn sowieso bedrijven die stoppen omdat ze geen opvolger hebben, of omdat ze als ondernemer niet meegroeien. Meer dan 10.000 bedrijven tellen minder dan 60 koeien. Daar zit ook de grootste vergrijzing. Daarmee wil ik niet zeggen dat een bedrijf kleiner dan 60 koeien niet kan uitgroeien tot een grote, maar dat zal een beperkt aantal zijn.
Je moet in ieder geval meegroeien in arbeidsefficiency, anders haak je uiteindelijk af. Dat gaat gewoon door. Kijk wat in de varkenshouderij en in de tuinbouw is gebeurd, waar bedrijven hard zijn gegroeid. Ze hebben de stap gezet naar een of meer personeelsleden. Dat krijgen we in de melkveehouderij ook.”

Of ze kopen robots?
“Dat is ten dele waar. Robots zorgen voor arbeidsefficiency, maar het sociale aspect speelt ook mee. Je krijgt uren vrij voor het sociale ­leven; die gebruik je niet voor meer arbeid.”

Lely stelt dat één melkveehouder op een volledig geautomatiseerd bedrijf straks 2 miljoen kilo melk kan produceren.
“Ik ken ze niet, die ook nog een normaal sociaal leven hebben. Bij vooruitgang moet je ook oog voor de mens hebben. Dat is cruciaal. 1 miljoen kilo melk is op dit moment reëler.”

Welke bedrijven zijn over tien jaar over?
“De grootste groep zijn de gezinsbedrijven met 60-150 koeien. Die zijn het flexibelst. Als het tegenzit, nemen ze genoegen met minder of lopen ze harder.  Boven de 150 koeien krijg je veelal te maken met personeel. Je moet je tevoren afvragen of je dat leuk vindt. Die bedrijven zijn kwetsbaarder. Je krijgt te maken met baaldagen, ziektes, enzovoort. Het cao-loon gaat gewoon door, ongeacht de melkprijs. De vaste kosten zijn hoger. Er zijn bedrijven waar de ondernemer soms minder salaris krijgt dan het personeel.”

Pleit ING daarmee voor niet te groot?
“Nee, nee. Ik pleit voor gedifferentieerde bedrijven, waar je goed ondernemer kunt zijn. Als dat met 400, 500 koeien kan, prima. Dat is aan de ondernemer. Als hij die risico’s kan managen, is dat in orde. Ik schat dat over tien jaar zo’n 1.000 bedrijven die omvang hebben met twee, drie man personeel. Veel grotere bedrijven zie ik in Nederland niet ontstaan, wegens de maatschappelijke weerstand.”

ING richt zich op middelgrote en grote bedrijven, met ten minste 700.000 kilo melk. Zijn de kleinere nu al niet meer interessant?
“Met alle respect: met kleinere bedrijven kun je als bank niet zoveel. Ze hebben over het algemeen ook niet zoveel geld uitstaan bij de bank. Sommigen komen met een aanvraag bij ons, die dient als een breekijzer, om bij hun thuisbank een lager tarief te bedingen. Daar zitten we niet op te wachten. En we moeten eerlijk zijn: klein heeft geen toekomst op het moment dat overname aan de orde zou zijn.”

Ondernemerschap is cruciaal. Hoe kun je dat versterken? Daar ligt toch ook een rol voor de bank?
“Vroeger adviseerden we melkveehouders bij een kredietaanvraag bij het maken van hun plannen. Dat doen we niet meer, want we hadden bij die aanvraag ook een eigen belang. Dan is het toch iets van de slager die zijn eigen vlees keurt. Nu moet hij het zelf inzichtelijk maken. Er zijn meer partijen die een belang hebben bij een advies, of het nu de veevoerleverancier is of de accountant. Je zou als ondernemer een klankbord moeten zoeken, iemand die je de spiegel voorhoudt. Het beste is dat die geen enkel belang heeft bij het bedrijf. Iemand die durft te zeggen dat je een stap te ver gaat. Dat kan iemand uit de familie zijn, een collega, een vriend. Iemand die ook kan beoordelen of je het huidige bedrijf onder controle hebt, voordat je plannen uitwerkt om te groeien.”

Cor Bruns (53) is senior sectormanager bij ING. Zijn voorliefde voor de landbouw ontstond in zijn jeugd. Voordat hij in 2006 overstapte naar ING, heeft hij gewerkt bij ABN Amro en Hendrix UTD.
ING heeft naar eigen zeggen 6-7 procent van de melkveehouders als klant. Dat marktaandeel stabiliseert. Het zijn vooral middelgrote en grote bedrijven. De ondergrens is 700.000 kilo melk. Gemiddeld hebben de klanten meer dan 125 koeien.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin