Doorgaan naar artikel

Hoge schuld niet als probleem ervaren

Bedrijven worden kapitaalintensiever, wat een druk op de rentabiliteit geeft. Maar qua solvabiliteit is er meestal sprake van een gezonde verhouding, zeker vergeleken met een land als Denemarken.

Bedrijven worden kapitaalintensiever, wat een druk op de rentabiliteit geeft. Maar qua solvabiliteit is er meestal sprake van een gezonde verhouding, zeker vergeleken met een land als Denemarken.

Nederlandse melkveehouders hebben vergeleken met hun buitenlandse collega’s een hoge financiering per kilo melk. Toch is dat niet per se een probleem. Meer zorgen zijn er over de ontwikkeling van de marge.

De Nederlandse melkveehouderij staat bekend om relatief hoge financieringslasten. Dat blijkt ook uit een overzicht van de cijfers van de Europese Commissie: met gemiddeld € 0,97 per kilo melk staat Nederland in deze vergelijking bovenaan, net boven Denemarken met € 0,85. Beide landen zijn qua niveau een uitzondering, want in België, Duitsland, Frankrijk en Zweden ligt de financiering in 2019 tussen de € 0,34 en € 0,41 per kilo melk.

De relatief hoge financieringen zijn een gegeven, maar moeten volgens financieel deskundigen wel worden geplaatst in verhouding tot het totale vermogen en de rentabiliteit. Uit cijfers van Wageningen Economic Research (Agrimatie) blijkt dat het vreemd vermogen op melkveebedrijven rond de € 1 miljoen schommelt, maar daar staat een eigen vermogen van € 3 miljoen tegenover. De laatste jaren is dat fors gestegen als gevolg van waardestijging van grond (na herwaardering) en de fosfaatrechten.

Marijn Dekkers, sectormanager melkveehouderij bij Rabobank, ziet de relatief hoge ­financieringslasten daarom niet als alarmerend. “Bedrijven worden kapitaalintensiever, wat een druk op de rentabiliteit geeft. Maar qua solvabiliteit is er meestal sprake van een gezonde verhouding, zeker als je het vergelijkt met een land als Denemarken.”

Overigens wordt het kengetal niet uniform berekend, zodat vergelijkingen van bedrijven in verschillende landen mank kunnen gaan. Ook tussen accountantskantoren wordt verschil gemaakt in het wel of niet meerekenen van de kosten van pacht.

Stabiel verloop

De financieringslasten per kilo melk laten de laatste jaren een vrij stabiel verloop zien. Uit cijfers van zowel Flynth als Agrimatie blijkt de financiering per kilo sinds 2016 zelfs te dalen. Flynth berekent op basis van de voorlopige cijfers over 2020 een niveau van € 1,04 per kilo melk. Dat is exclusief de kosten voor pacht. Daarmee ligt het kengetal nagenoeg op een gelijk niveau als de twee jaren ervoor. Tien jaar geleden was het nog € 1,10 per kilo melk. Dat is met name te danken aan meer kilo’s melk per bedrijf en relatief veel aflossing. Melkveehouders betalen € 2,09 per 100 kilo aan rente en € 4,81 aan aflossing. Aan pachtkosten ziet Flynth een gemiddeld bedrag van € 1,39.

Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth, relativeert daarom de hoogte van de financieringslasten. Wel heeft bijna een vijfde van de bedrijven een financiering van meer dan € 1,50 per kilo. Maar ook dan is de omvang van de financiering per kilo melk beperkt in relatie tot de bezittingen van circa € 3 per kilo. De schuld per kilo melk loopt op naarmate bedrijven groter zijn en het bancair aansprakelijk vermogen neemt juist af.

Scholte maakt zich meer zorgen over de continu stijgende kosten, zoals ook in de recente jaarcijfers blijkt. Veehouders merken het volgens hem dit jaar in de liquiditeit. “Naast de gestegen kosten zijn vorig jaar op voorstel van de banken nogal wat aflossingen uitgesteld. Dat is nu voorbij.”

Marge zorgpunt

Ook voor de lange termijn noemt Scholte de ontwikkeling van de marge zorgelijk. Daar lijkt sprake van een trend; over de periode 2002 tot en met 2020 is de gemiddelde marge € 2,50 per 100 kilo melk. De laatste vijf jaar is het gemiddeld € 0,61. Juist dat beperkt de financieringsmogelijkheden voor verdere ontwikkeling op bedrijven, zeker als de kritieke melkprijs structureel te hoog is.

Dekkers benadrukt dat vergeleken met andere landen de prijzen voor grond en productiemiddelen afwijkend hoog zijn bij groei. Dat maakt bedrijven steeds kapitaalintensiever en extra financiering is alleen mogelijk als de rentabiliteit bovengemiddeld is. Het noopt bedrijven te zoeken naar alternatieven voor bijvoorbeeld grondverwerving die minder druk geven op de cijfers.

Dat kan allemaal gevolgen hebben voor de financiering per kilo melk. Wel nuanceert Dekkers de hoogte van het kengetal. Zoals al gezegd zijn de verschillen tussen bedrijven groot en zegt de absolute hoogte weinig over de werkelijke staat van een bedrijf. Meer in het algemeen vindt hij dat minder waarde aan het kengetal mag worden gehangen dan zeg tien jaar geleden. “Vaker maken andere inkomstenbronnen onderdeel uit van de inkomsten, waardoor de financiering per kilo melk minder zegt over de totale rentabiliteit van het bedrijf. En een deel van de bedrijven kan met neveninkomsten of melkstromen meer opbrengst generen.” Dan is het kengetal wat minder goed bruikbaar.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin