Doorgaan naar artikel

Voer drukt hard op marge biologisch

Biologische melkveehouders hebben te maken met een eigen ruwvoermarkt. Daardoor worden ze tijdens droogte geconfronteerd met hoge prijzen voor aankoop van extra ruwvoer.

Biologische melkveehouders hebben te maken met een eigen ruwvoermarkt. Daardoor worden ze tijdens droogte geconfronteerd met hoge prijzen voor aankoop van extra ruwvoer. Foto: Hans Banus

Biologische melkveebedrijven doen het technisch goed, maar hoge voerkosten verhogen de kritieke melkprijs de afgelopen jaren. Een andere optie voor meer marge is meer melkgeld. Daar hebben veehouders beperkt invloed op.

De biologische sector heeft de afgelopen decennia gestaag opmars ­gemaakt, ook in de melkveehouderij. Uit cijfers van het CBS blijkt dat ongeveer 2,5% van de koeien inmiddels volgens de biologische richtlijnen worden gehouden. Vanwege de eisen zijn de bedrijven extensiever en ligt de melkproductie lager. Tegenover de hogere kosten staat een (fors) hogere opbrengstprijs voor melk en vlees.

De laatste jaren staat de ontwikkeling van de marge echter onder druk, terwijl reguliere bedrijven scherper dan ooit zijn op kosten en bezig zijn met het optimaliseren van de resultaten. Bovendien realiseert een toenemend deel van de gangbare bedrijven extra inkomsten als gevolg van de weidepremie en productie voor concepten. Dat roept de vraag op hoe de economische verschillen tussen bio en regulier zich ontwikkelen.

Om dat in beeld te brengen zijn door Rinus Wientjens, bedrijfsadviseur melkveehouderij bij Flynth, drie categorieën reguliere bedrijven naast elkaar gezet: bedrijven met gemiddeld dezelfde intensiteit als biologisch, bedrijven met meer dan 100 melkkoeien en alle bedrijven. Deze zijn vergeleken met alle biologische bedrijven. In de tabel Biologisch bedrijf is extensief met lagere productie staan de kenmerken van alle typen bedrijven op basis van de (voorlopige) cijfers van 2019.

Deze cijfers bevestigen het beeld dat biologische bedrijven gemiddeld wat kleiner zijn, meer grond hebben, extensiever zijn en hogere prijzen ontvangen. Qua tussenkalftijd, uitval van kalveren en vervanging doen biologische bedrijven het goed. Het krachtvoerverbruik ligt fundamenteel lager dan op alle typen gangbare bedrijven. Opvallend hebben, vergeleken met gangbare bedrijven met dezelfde intensiteit, de biologische bedrijven gemiddeld wat meer koeien en grond.

Hoge voerkosten

Hoe de verschillende bedrijfstypen economisch presteren staat in de tabel Duur voer in 2018 nekt biologische cijfers. De biologische bedrijven realiseren in 2018 onder de streep de minste resultaten. De voerkosten liggen altijd op een hoger niveau, maar vooral in dat jaar is het verschil nog groter. Mede daardoor hebben biologische bedrijven te maken met een hoge kritieke melkprijs.

Het slechte jaar 2018 komt ook terug in de marges. Bij de reguliere bedrijven doet de groep met de grootste bedrijven het per 100 kilo melk wat dat betreft het beste; door de scherpe kritieke melkprijs ligt de gemiddelde marge over de afgelopen vier jaar op € 1,51 per 100 kilo melk. De hogere kritieke biologische melkprijs wordt, vergeleken met de cijfers bij de reguliere sector, onvoldoende gecompenseerd door een hogere melkprijs.

Biologische bedrijven doen het juist weer goed qua reserveringscapaciteit. Dat zegt veel over de financiële slagkracht van een bedrijf. Het is het geld dat ondernemers kunnen gebruiken voor aflossingen of vervangingsinvesteringen. Bij de 100plus-bedrijven is deze weliswaar het hoogste binnen de groep gangbaar, maar lager dan bij biologisch.

Opvallend is dat de privé-onttrekkingen op de biobedrijven relatief hoog zijn, ook hoger dan op bedrijven met een vergelijkbare intensiteit. Waarschijnlijk speelt de hogere arbeidsinvulling per eenheid daarbij een rol.

Een belangrijk deel van de totale omzet wordt op biologische bedrijven uit niet-melkinkomsten gehaald, zoals betalingsrechten, beheersvergoedingen en inkomsten uit andere takken dan melkvee. Het verschil met alle reguliere bedrijven is groot, en bij de 100plus-bedrijven bijna het dubbele (gemiddeld € 5,97 versus € 12,42 per 100 kilo melk).

Melkprijs zorgpunt

Adviseurs in de biologische veehouderij herkennen de geconstateerde verschillen. Sible van der Werf, adviseur biologisch melkvee uit het BioTeam bij Agrifirm, onderschrijft dat de melkprijs achterblijft en het probleem van de voerkosten. Hij wijt dat laatste vooral aan de droogte van 2018 waardoor bedrijven meer ruwvoer moesten aankopen en krachtvoer inzetten. In zo’n marktsituatie met minder keuze zijn biologische grondstoffen extra duur, wat hard drukt op de cijfers.

Hij benadrukt de grote verschillen tussen biologische bedrijven, in bedrijfsopzet, omstandigheden én ambities van de veehouder. “Bedrijven die het goed doen hebben te maken met een hefboom omdat de 10 tot 12 cent hogere melkprijs dan hard doortikt. Maar daarvoor moet alles kloppen en er moet sprake zijn van goed management.”

Kees Water van adviesbureau Ekopart ziet de druk op de biologische melkprijs de afgelopen jaren als een zorgpunt. Water heeft via studieclubs wat andere cijfers dan Flynth maar de grote lijn is wel hetzelfde. “In 2016 zijn er veel bedrijven bijgekomen, dat gaf een onbalans in vraag en aanbod.” Hij ziet weinig aantoonbare verschillen tussen afnemers. In het algemeen zou er meer uit de markt gehaald moeten worden dan nu gebeurt.

Ook Water wijst op het probleem van de hoge voerkosten. “Een geluk is wel dat juist door veel overschakelaars in 2016 veel bedrijven met een goede ruwvoervoorraad zijn gestart.” Met een aantal maatregelen kunnen veehouders werken aan minder afhankelijkheid van ruwvoeraankoop (zie kader). Ook de hoge bewerkingskosten blijven volgens Water op bio-bedrijven een aandachtspunt.

Verbeteren biocijfers

– Beperk de afhankelijkheid van ruwvoer. De ruwvoerpositie moet op orde zijn om minder kwetsbaar te zijn. Denk aan het verhogen van de eigen ruwvoerproductie en/of afspraken maken met akkerbouwers. Intensieve bedrijven kunnen nadenken over het vergroten van het eigen areaal.
– Hou bewerkingskosten in de gaten, deze zijn vaak hoger door grotere afstanden tot percelen, lagere hectareopbrengsten, minder handelingen per keer en het maken van balen. Een optimale inzet van loonwerk en eigen mechanisatie is een aandachtspunt om de totale bewerkingskosten niet uit de hand te laten lopen.
– Blijf scherp op de melkopbrengsten en de eigen invloed op de melkprijs. Verschuiving van de afkalfpiek kan positief zijn voor de wintertoeslag en de gehalten. Met fokkerij en in mindere mate voeding zijn gehalten te verhogen.
– Kijk goed naar de mogelijkheden voor opbrengsten buiten het melkgeld. Er zijn grote verschillen tussen bedrijven in het genereren van extra inkomsten.
– Streef naar een biologisch bedrijf in balans. Dat betekent dat alle productiefactoren binnen het bedrijf goed op elkaar zijn afgestemd, zodat de faalkosten minimaal kunnen zijn.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin