Doorgaan naar artikel

Dé beste groeistrategie bestaat niet

De afgelopen jaren hebben veel bedrijven een groeispurt gemaakt; gemiddeld worden meer dan 100 koeien per bedrijf gemolken. Die groei zet de komende jaren door.

De afgelopen jaren hebben veel bedrijven een groeispurt gemaakt; gemiddeld worden meer dan 100 koeien per bedrijf gemolken. Foto: Hans Banus

Groei van bedrijven is van alle tijden en zal de komende jaren doorzetten. De beste groeistrategie bestaat niet. Wel zijn er factoren in het bedrijf en bij de ondernemer die richting geven en wat zeggen over de kans op succesvolle groei.

Rondom de tijd van de afschaffing van het melkquotum maakten melkveebedrijven een flinke groei door. Zo steeg de gemiddelde bedrijfsomvang tussen 2010 en 2020 van een kleine 75 naar ruim 100 koeien. Fosfaatrechten, ammoniak, stikstof en onduidelijkheden over toekomstig mestbeleid en grondgebondenheid maken dat veel veehouders pas op de plaats maken. Dat ziet ook Klaas de Jong, adviseur bij PPP Agro Advies. “De meeste ondernemers wachten af, kijken wat er allemaal nog op de sector af komt. Dat gaat steeds meer bepalend zijn voor hun ontwikkelingsstrategie.” Overigens is ook de laatste jaren de gemiddelde omvang nog met en paar koeien toegenomen.

Het aantal bedrijven zal de komende jaren verder afnemen terwijl de verwachting is, zoals recent door FrieslandCampina uitgesproken, dat de melkplas ongeveer gelijk blijft. Dat betekent dat de blijvers verder zullen groeien in aantallen dieren en productieomvang.

Bij groeiplannen op melkveebedrijven spelen meerdere redenen een rol. Bedrijfsmatige zijn bijvoorbeeld financieel van aard, zoals de kostprijs per kilo melk willen verlagen of meer melk produceren voor een hogere cashflow. Ook kan groei aantrekkelijk lijken omdat voer, grond en/of stalruimte al aanwezig zijn. Groei van een bedrijf kan leiden tot arbeidsverlichting bij inzet van personeel of een hogere mate van automatisering.

Een belangrijke persoonlijke reden is de drive om te ondernemen. Het maken van plannen en uitvoeren geeft energie.

Maar ook minder duidelijke argumenten spelen een rol zoals de gedachte ‘degenen die niet gegroeid zijn, zijn er nu niet meer’. Ook diepere persoonlijke eigenschappen en emoties kunnen van invloed zijn. Denk aan zichzelf bewijzen tegenover ouders of omgeving, het niet onder willen doen voor collega’s, de behoefte aan erkenning en waardering of de gedachte anders geen goede ondernemer te zijn.

Al geld verdienen

Het verleden leert dat er geen ‘one size fits all’-model is om te groeien. Sommige bedrijven groeien gestaag, door regelmatig rechten te kopen en stalruimte uit te breiden. In veel gevallen gebeurt dat met eigen vee. Anderen kiezen voor een forse groeistap in één keer, vaak in combinatie met nieuwbouw. Ook zijn er incidentele groeiers die pas ontwikkelen als de portemonnee het toelaat of als er zich kansen voordoen.

Deskundigen geven aan dat gematigde groei meestal de beste strategie is. “We zien bij onze klanten het meeste succes met gebalanceerde groei”, aldus De Jong. “Maar tegelijkertijd zijn er bij alle groeistrategieën successen en falen.” Het belangrijkste is volgens hem dat het bedrijf voor de groei al geld verdient. Het valt het adviesbureau op dat dit steeds vaker bij bedrijven is die een plus op de melkprijs weten te zetten.

Ook vanuit de bankwereld is een soortgelijk geluid te horen. “Groei is alleen weggelegd voor bedrijven die goed renderen”, aldus Klaas Haanstra, senior relatiemanager bij ABN Amro. Deze bank deed enkele jaren geleden onderzoek naar financieel succesvolle groeiers. Anders gezegd: als bedrijven technisch en/of economisch niet goed genoeg presteren, is groei niet wenselijk. En meestal niet eens mogelijk omdat de banken het plan niet zullen financieren. Lastig is het volgens Haanstra bij plannen waarbij de betere resultaten pas ná de uitbreiding worden voorzien, bijvoorbeeld omdat er dan pas een goede stal staat.

Goed uitpakken

Een blauwdruk die succes garandeert is er niet. Wel zijn er factoren binnen het bedrijf en het type ondernemer die bepalen of en welke groeistrategie het beste past (zie kader). Haanstra: “De crux is dat de groei past bij de ambities, competenties en toekomstvisie van de ondernemer. Het moet hem niet overkomen, bijvoorbeeld omdat het bedrijf van de buurman ineens te koop is. Wanneer dit niet past in de strategie van het bedrijf, is nee zeggen ook een ondernemerskeuze.”

Een grote groeisprong kan goed uitpakken omdat een bedrijf dan snel omzet genereert. Door minder groei uit de cashflow heeft dat wel gevolgen voor de financieringslasten. “Succes hangt sterk van de omstandigheden af. Als iemand een duidelijke visie heeft en zo’n bedrijf goed kan managen, kan het prima. Maar er zijn ook voorbeelden van bedrijven waarbij een groeisprong niet goed uitpakte.”

Voor de bank is het belangrijk dat een ondernemer kan laten zien wat hij waard is. Dat is niet altijd gemakkelijk. “Van 1 naar 2 miljoen kilo melk geeft een nieuwe structuur en vraagt heel andere competenties van een ondernemer.” Vanzelfsprekend is de eigen vermogenspositie ook bepalend in hoeverre een bank meegaat en risico’s taxeert. “We streven nog altijd naar minimaal 40% in eigen vermogen en stille reserves. In de praktijk is echter de exploitatie meestal beperkend, niet het eigen vermogen. Dat is van oudsher sterk in de veehouderij.”

Succesvolle groeiers

Het onderwerp groei stond vooral aan de vooravond van de afschaffing van het melkquotum in de belangstelling. Wageningen University & Research deed in 2012 onderzoek naar succesvolle en minder succesvolle groeiers. Net als wat de deskundigen onderschrijven, leverde die studie geen model voor succesvolle groei. Het maakte wel duidelijk dat groei goed en slecht kan uitpakken; tussen de groepen meest succesvolle en minst succesvolle groeiers zit een gat in de inkomensontwikkeling van maar liefst € 7 per 100 kilo melk. Een relatie met de groeistrategie (snel of langzaam) is er niet. Een deel van de groeiers zag de kritieke melkprijs stijgen, terwijl er ook bedrijven zijn die na de uitbreiding juist een lagere kritieke melkprijs realiseerden.

Niet zozeer de uitgangssituatie en de groeistrategie, maar de ondernemer maakt het verschil, benadrukt voormalig projectleider Jelle Zijlstra. “Misschien wel het belangrijkste is dat ondernemers bewust en om de juiste reden groeien, bijvoorbeeld om het inkomen op peil te houden.”

Uit het onderzoek blijkt dat melkveehouders die economisch succesvolle groeiplannen realiseren, tijdens de planvorming veel aandacht aan economie en arbeidsefficiëntie besteden. Ze investeren meer met eigen middelen en betalen zo minder rente. Succesvolle groeiers doen het op alle onderdelen beter dan de minder succesvolle groeiers. Een deel van de succesvolle groeiers zag hun financiering per kilo melk na de uitbreiding zelfs dalen. Dat komt omdat ze veel minder in gebouwen hoefden te investeren. Maar ook op het gebied van persoonskenmerken, competenties en opvattingen over investeren kwamen verschillen naar boven.

Dezelfde afwegingen

De vraag is of bij groei anno 2020 en verder dezelfde afwegingen worden gemaakt als de jaren daarvoor. De argumenten voor groei zijn weliswaar hetzelfde, maar de omstandigheden zijn nu anders. Meer dan vroeger bepaalt de locatie de mogelijkheden, is voldoende grond een factor en valt de term ‘duurzaamheid’ bij bedrijfsontwikkeling.

Zijlstra verwacht in grote lijnen geen veranderingen. “Vroeger was er melkquotum, nu zijn er fosfaatrechten.” Wel geeft hij aan om groei en ontwikkeling apart te beschouwen. “Bedrijven doen er goed aan om te blijven ontwikkelen en groei kan daarvoor een middel zijn.” Zo worden investeringen in energieproductie, verbreding of optimaliseren ook gezien als opties om het bedrijf te versterken, zonder dat het aantal koeien stijgt.

Hij benadrukt de mogelijkheid – en misschien wel de noodzaak – om bij bedrijfsontwikkeling het verdienmodel te verbeteren. Concreet betekent dat mee kunnen doen met melkstromen die bijdragen aan een hogere melkprijs. “Een melkprijs van 2 tot 5 cent per kilo melk extra, dat is de uitdaging. Veehouders kunnen hun bedrijf bewust zo ontwikkelen dat ze gemakkelijker bij interessante marktconcepten aan kunnen sluiten.”

In alle gevallen is belangrijk dat een ontwikkeling zoveel mogelijk in balans gebeurt; dat betekent dat productiemiddelen als dieren, grond, arbeid en kapitaal optimaal bij elkaar aansluiten. Factoren als ambitie en persoonlijke interesses kunnen de ontwikkeling een bepaalde kant opduwen die het beste past bij de ondernemer.

Aankoop van grond

Typisch voor de komende tijd bij uitbreidingsplannen is de factor grond. Nu al stimuleren het sectorvoorstel van 65% eiwit van eigen land en de wettelijke grondgebonden groei om naast te groeien in koeien ook te groeien in hectares. In de mestvisie van minister Schouten gaat dat alleen maar toenemen. Daarbij wel de kanttekening dat bij alle plannen en wetten grond vooralsnog niet in eigendom hoeft te zijn.

Aankoop van grond van een ton is niet snel rond te rekenen. Toch kan uitbreiding in grond een bedrijf wel versterken. Uit het verleden is bekend dat grond een interessante belegging is en de toekomstzekerheid kan vergroten. Het moet echter wel iets toevoegen aan het bedrijf; bijvoorbeeld dat door een grotere huiskavel de structuur van het bedrijf verbetert, bewerkingskosten dalen of weidegang mogelijk is met een beter exploitatieresultaat tot gevolg.

Haanstra van ABN Amro benadrukt dat ook vormen van samenwerking mogelijkheden bieden, bijvoorbeeld tussen veehouder en akkerbouwer. “Natuurlijk vraagt dat ook wel wat van ondernemers en is het geen garantie voor succes. Maar degenen die dat goed doen kunnen hun rentabiliteit vergroten en daarmee groei mogelijk maken.”

Succesvolle groeiers

Wageningen University & Research deed acht jaar geleden onderzoek naar succesvolle en minder succesvolle groeiers. De resultaten gelden nog steeds. Succesvolle groeiers:
groeien om de juiste redenen, met name omwille van verbeteren van de economische gezondheid en arbeidsefficiëntie;
weten wat ze willen en doen dat waar het kan op eigen kracht;
investeren in de groeifase minder per extra kilo melk en meer met eigen vermogen;
zorgen voor een hogere kasstroom per kilo melk na de groeisprong door op vrijwel alle opbrengsten- en kostenposten voordeel te behalen;
hebben voor de groei al een hogere arbeidsefficiëntie in koeien per arbeidskracht en die weten ze via de groei ook nog sterk te laten stijgen.

Ruimte in het bedrijf

Kritieke melkprijs: Zonder scherpe marge geen groei. Hoe meer ruimte, hoe groter de plannen kunnen zijn. Bij behoud van een lage kritieke melkprijs geeft omvang snel extra geldstroom.
Financiering: Een snelle groei leidt (bijna) altijd tot verhoging van de financieringslasten, maar geeft wel extra afschrijving. Bedrijven die groeien uit eigen middelen behouden beperken de financieringslasten.
Productiemiddelen: Hoe meer middelen (rechten, stal, grond en arbeid) aanwezig zijn, hoe goedkoper de groei en hoe gemakkelijker een grote sprong is te maken. Ontwikkelingskosten zijn per bedrijf verschillend. Voor een snelle groeisprong is aankoop van vee nodig.
Omgeving: Mogelijkheden op het bouwblok en afstand tot buren en/of een Natura 2000-gebied bepalen de kaders van de groei.

Positie van veehouder

Motivatie: Groeien vanuit ondernemerschap en visie geeft over het algemeen betere kansen op succes dan als zich toevallig een mogelijkheid aandient.
Vakmanschap: Zonder goede technische resultaten geen rendement en geen groei. Meer koeien managen vraagt een andere arbeidsorganisatie. Voor werken met personeel zijn specifieke competenties nodig.
Leeftijd: Een ondernemer van 30 maakt meestal andere keuzes met betrekking tot groei dan iemand van 60, zeker als er geen sprake is van opvolging. In dat laatste geval kan het courant houden van het bedrijf een afweging zijn.
Opvolger: De ambities van de (potentiële) opvolger moeten aansluiten bij de groeiplannen van de ondernemer. Dat geldt ook voor groeien om tijdelijk twee inkomens uit het bedrijf te halen.

‘We zijn wel echte koeienmensen en wilden groeien met eigen aanfok’

Leo de Jong in Beusichem (Utr.) zag zijn veestapel in tien jaar tijd toenemen van 90 koeien naar circa 180. Samen met opvolger Linda
is rond 2008 een plan voor de toekomst gemaakt. Een nieuwe stal werd gebouwd en binnen vijf jaar werd al 1,5 miljoen kilo gemolken. “Deze groeisnelheid paste het beste bij ons, we zijn geen avonturiers”, vertelt de veehouder. “We zijn wel echte koeienmensen en wilden groeien met eigen aanfok.”
Naast een dubbel inkomen genereren vond hij belangrijk het bedrijf bij de tijd te houden. “Ook zonder opvolger waren we blijven ontwikkelingen, maar hadden waarschijnlijk niet zo’n grote stap gezet.”
De uitbreiding is nagenoeg gegaan conform het bedrijfsplan dat met Klaas de Jong van PPP Agro Advies is opgesteld. Alleen fosfaat gooide twee jaar geleden wat roet in het eten. Inmiddels is de korting bijgekocht en nog wat ruimte gewonnen door minder jongvee. Elk jaar wordt het plan bekeken en waar nodig bijgeschaafd. Hij raadt het iedereen aan om een langetermijnplanning te maken.
De Jong zag zijn kritieke melkprijs in tien jaar tijd dalen van circa 35 cent naar 32 cent per kilo melk. Fors aflossen draagt daaraan bij, maar ook de grotere melkplas bij goede technische en economische resultaten. “We merken wel dat melk maken belangrijk is. Ook bij een lage melkprijs komt er dan nog geld binnen.”
De ondernemer kijkt tevreden terug op de uitbreiding en de snelheid waarmee het is gedaan. Hij verwacht binnen enkele jaren 200 koeien te melken. “We doen het nu rustig aan, we willen vanuit de cashflow groeien.” Dan is de stal ook wel vol. Eventuele vervolgstappen zijn dan voor dochter Linda.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin