Doorgaan naar artikel

Dure nieuwe stal drukt hard op financiën

Foto: Jan Willem Schouten

Foto: Jan Willem Schouten

Melkveehouders die een nieuwe stal bouwen, zien de lasten per definitie stijgen. Of de hogere jaarkosten worden terugverdiend, hangt af van de potentiële voordelen op technisch en economisch vlak. Een deel slaagt daar zeker wel in.

In het vorige nummer van Melkvee100Plus zijn door bouwadviesbureau Rombou de investeringskosten van 5 typen stallen bepaald. De verschillen bleken enorm; tussen € 6.061 per plaats (exclusief btw) voor een basic-stal tot € 13.030 voor de duurste variant met volop automatisering en luxe. Hoe de verschillen ontstaan, is in het artikel beschreven, zoals door omvang, bouwmethode en het ontwerp. Keuzes van melkveehouders voor bouw en inrichting maken een groot verschil. Vooral de mate van besparing op arbeid en extra ruimtes gaat gepaard met grote investeringen.

De duurste stallen met volop automatisering en luxe verhogen de kostprijs structureel met € 15,62 per 100 kilo melk, bij 9.000 kilo melk per koe. Resultaten moeten verbeteren, anders is het niet haalbaar. – Foto: Jan Willem schouten

Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth, herkent het beeld waarbij hij benadrukt dat het niveau over de hele linie op een hoger niveau ligt. “Bouwkosten zijn gestegen tot wel € 380 per vierkante meter casco. Dat is € 100 meer dan een paar jaar geleden. Daar komt het verschil in oppervlakte per koe nog bij. Als een veehouder kiest voor 5 vierkante meter per koe meer, verklaart dat bij die bouwkosten al bijna € 2.000 per plaats.”

Het is de vraag hoe groot de impact van deze investeringsbedragen is op het economische plaatje van bedrijven. Een nieuwe stal geeft immers niet alleen hogere kosten; er staan ook voordelen tegenover. Een tweede vraag is daarom wat nodig is om de meerkosten terug te verdienen. Tot slot is het interessant om te kijken hoe groot de verschillen in de praktijk zijn, dus wat is er te zien bij bedrijven met de laagste en de hoogste bouwkosten per koe of vierkante meter.

5 typen ligboxenstallen

Om de bouwkosten bij verschillende keuzes te bepalen zijn 5 typen ligboxenstallen benoemd met telkens nadruk op 1 aspect.

Basic: een 3+3-stal met standaardafmetingen en een eenvoudige 15-stands zij-aan-zij-melkstal. De stal is kaal en sober, maar functioneel. In verband met de wetgeving is deze uitgevoerd met een eenvoudige emissiearme vloer met mestschuif. De investering is € 6.061 per plaats, exclusief btw.

Welzijn: dezelfde 3+3-stal maar met meer grotere maten en betere matrassen, een emissiearme vloer met rubber op/in roosters, dakisolatie en extra ruimtes. De investering is € 7.451 per plaats.

Emissie: de basic-stal maar met emissiearme vloeren met rubber voor een betere beloopbaarheid door de koeien. De investering is € 6.259 per plaats.

Arbeid: een 0+6+0-stal met melkrobots, automatisch ruwvoersysteem en een efficiënte indeling. Verder andere techniek, zoals activiteitenmeters. De investering is € 11.419 per plaats.

Luxe: de arbeidsstal, maar met meer ruimtes (hygiënesluis, sanitair, opslag, groot kantoor, ontvangstruimte), duurdere materialen en luxere afwerking. Er is extra ruimte gecreëerd op de verdieping boven de voorruimtes. De investering is € 13.030 per plaats.

Impact op jaarkosten

De impact van het verschil in bouwkosten op de jaarkosten per 100 kilo melk is voor 5 staltypen doorgerekend. Dit is gedaan op basis van 9.000 kilo per koe en een gemiddelde rentelast van 1,9%. De jaarkosten van de basic-stal bedragen bij dat productieniveau € 7,11 per 100 kilo melk. Voor de luxe stal is dat € 15,62. Vanzelfsprekend is het productieniveau bepalend voor de kosten per kilo melk. Op bedrijven met een lagere melkproductie liggen de kosten per kilo melk bij dezelfde uitgangspunten op een nog hoger niveau.

Het zijn forse bedragen die hard doortikken. De impact ervan hangt vooral van het bedrijfstype af. Scholte: “Ter vergelijking: voor de nieuwe langetermijnverwachting voor de melkprijs wordt vanaf dit moment door banken en adviesbureaus uitgegaan van een standaardopbrengst van € 36 per 100 kilo. We zien dat saldo-opbrengsten minus toegerekende kosten kunnen variëren van € 10 op een intensief bedrijf tot € 22 op een bedrijf dat geen extra kosten hoeft te maken.” Dat geeft al € 12 aan verschil in ruimte om de extra investering te betalen.

De welzijnsstal verhoogt de jaarkosten met € 8,71 per 100 kilo melk. Investeren in welzijn en gezondheid kan bijdragen aan betere technische en economische resultaten en zo dus aan het terugverdienen van de investering. – Foto: Cor Salverius

Scholte ziet dat 55% van de Flynth-bedrijven een kritieke melkprijs heeft boven € 35,50 per 100 kilo melk. Bij 24% is dat zelfs boven € 40. “De kleinste helft heeft dus enige ruimte om extra kosten op te vangen, zonder dat daar direct rendement tegenover staat.”

Investering terugverdienen

Deze benadering geeft de impact weer van de investering, maar gaat voorbij aan eventuele verbeteringen in het rendement als gevolg van een betere stal. Bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsbesparing, melkproductie, uitval en kosten voor onder andere diergezondheid. In hoeverre de extra jaarkosten kunnen worden terugverdiend, is eveneens doorgerekend. Alles is vergeleken met de basic-stal.

Als alles aan 1 verbetering wordt toegerekend, zijn de arbeids- en luxestal nooit terug te verdienen. Opvallend is het aantal benodigde uren arbeidsbesparing voor de arbeidsstal. Het besparen van 8.186 uur aan arbeid per jaar of circa 150 uur per week is een onmogelijke opgave. De extra investering in milieu levert in beginsel geen betere technische resultaten op. De pure welzijnsinvesteringen zijn een ander verhaal, met name de benodigde verbetering van de melkproductie, uitval en voerefficiëntie zijn ambitieus maar wel haalbaar.

Scholte benadrukt dat in de praktijk een investering nooit op 1 onderdeel doorwerkt. Bovendien zijn er meer aspecten waar in meer of mindere mate voordelen kunnen worden gepakt, zoals vruchtbaarheid (tussenkalftijd) en besparing van mestopslag bij derden. Een rekenvoorbeeld voor de arbeidsstal: als de melkproductie met 10% en de voerefficiëntie met 0,1 punt stijgen, de tussenkalftijd 15 dagen verkort en een besparing plaatsvindt van 15% op diergezondheidskosten, 10% op uitval, 2.500 arbeidsuren en 2 maanden mestopslag, dan wordt in totaal € 136.400 van de € 164.000 hogere jaarkosten terugverdiend. “Dan is nog een bedrag van € 27.600 extra nodig. Het geeft aan dat er mogelijkheden zijn. Maar allesbepalend daarvoor is de uitgangssituatie van het bedrijf.” Gezien de grote verschillen tussen bedrijven loont het om deze aspecten vooraf goed en realistisch in beeld te krijgen.

Resultaten melkveebedrijven

Dan naar de praktijk. Het advies- en accountantskantoor heeft een uitgebreide database met klantgegevens die inzicht geeft wat op bedrijfsniveau werkelijk gebeurt. Adviseur Rinus Wientjens heeft de resultaten van bijna 1.000 melkveebedrijven uit het jaar 2016 op een rij gezet.

In de vergelijking is gekeken naar de resultaten van bedrijven met de 10% laagste en 10% hoogste waarden bij het kengetal ‘aanschafwaarde per ligbox’. Dat zijn bij deze bedrijven respectievelijk € 2.396 en € 10.810. Gemiddeld is het bedrag € 5.666 per ligbox.

Wat opvalt, is dat dure en goedkope stallen voorkomen bij alle soorten bedrijfsomvang; beide uitschieters hebben gemiddeld 105 koeien staan. Ze zijn daarmee een fractie kleiner dan het gemiddelde bedrijf uit de analyse. De duurste stallen staan iets voller (1,1 versus 1,24 ligbox per koe).

Qua technische resultaten hebben de bedrijven met de duurste stallen een hogere melkproductie met geen verschil in gehalten. De sterfte van de koeien ligt bij deze bedrijven wat lager; de vervanging is wel iets hoger. De kosten voor gezondheid en onderhoud liggen nagenoeg op een gelijk niveau. Wel liggen rentelasten op bedrijven met de duurste stallen € 1,05 per 100 kilo hoger en ze lossen € 1,19 meer af. In totaal zijn rente en aflossing per kilo melk bij de dure stallen € 9,60 per 100 kilo melk ten opzichte van € 7,20 bij de goedkope stal.

Een stal die gebouwd is met volop automatisering levert een besparing op arbeid op. Om alleen op basis daarvan de investering in de stal terug te verdienen, is niet mogelijk. Als een mix van potentiele voordelen wordt doorgerekend, worden de hogere jaarkosten wel gecompenseerd. – Foto: Mark Pasveer

De hogere financieringslasten drukken het resultaat bij de dure stallen. Echter, de kritieke melkprijs ligt bij de duurste stallen € 2,40 per 100 kilo lager. Dat is onder andere te verklaren doordat minder inkomstenbelasting wordt betaald als gevolg van meer afschrijving en lagere winst. Bedrijven met de duurste stallen hebben een grotere kasstroom uit het bedrijf en hebben meer geld beschikbaar voor vervangingsinvesteringen, aflossingen en privé-uitgaven. De conclusie dat dure stallen onder de streep de beste financiële resultaten geven, is volgens Scholte te kort door de bocht. “Dat heeft niet alleen met staltypen en kosten te maken. Maar deze veehouders zijn blijkbaar wel in staat om de dure stal terug te verdienen.”

Op de bedrijven met een automatisch melksysteem is de investering per ligbox overigens € 500 hoger dan op andere bedrijven. Robotbedrijven produceren 367 kilo meer melk per koe. De robotbedrijven hebben € 0,90 per 100 kilo hogere financieringslasten maar de kritieke melkprijs ligt € 0,70 lager.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin