Doorgaan naar artikel

Jongveeopfok volgens het boekje rendeert best

Bremer 52° Nord investeerde 3 miljoen in een nieuwe locatie met 1.200 plaatsen voor jongveeopfok. Nagenoeg alle opgefokte vaarzen, 675 per jaar, kalven af op het eigen melkveebedrijf, de helft ervan wordt drie tot zes weken na afklaven verkocht. De jaarkosten van de nieuwbouw worden meer dan gedekt door besparing van drie manjaar aan arbeid en de € 150 tot € 200 per stuk hogere verkoopopbrengst.

Goed, uniform en gezond jongvee produceren dat op jongere leeftijd afkalft met minder inzet van arbeid en antibiotica en dat alles onder goede werkomstandigheden. Die doelen stelde Bremer 52° Nord bij de bouw van een nieuwe jongvee-opfoklocatie met 1.200 plaatsen in Kirchlinteln (Nerdersaksen). Al die doelen zijn gerealiseerd en ondanks een stevige investering daalden de jaarkosten. “We gingen met de opfok van vijf locaties naar één”, zegt Lukas Bremer. “Voorheen hadden we 20 uur arbeid per dier per jaar nodig, nu ongeveer 8. Bij 675 afgeleverde hoogdragende vaarzen en 450 uniforme stiertjes per jaar is dat ruim drie manjaar aan uren minder. Dat dekt een flink deel van de jaarkosten van de nieuwbouw al.”

De hogere verkoopwaarde van de afgekalfde vaarzen is meer dan genoeg om de rest van de meerkosten te dekken. Bremer laat nagenoeg alle vaarzen afkalven op zijn eigen melkveebedrijf. Drie tot zes weken na afkalven wordt ongeveer de helft ervan verkocht. Een deel aan vaste afnemers, ook in Nederland, een deel in de vrije handel. “Doordat de dieren nu veel uniformer zijn dan in de oude situatie én doordat we grote koppels ineens kunnen leveren, beuren we € 150 tot € 200 per stuk meer dan voorheen.”

Weinig verloop personeel

De opfoklocatie wordt rond gezet met 2,5 medewerkers, een Duitse bedrijfsleider en twee Letten. “We komen in principe niet vaker dan eens per twee weken om de zaken na te zien en door te spreken”, stelt Lukas. De gebouwen zijn licht, veel frisse lucht en alles wat geautomatiseerd kan worden, is geautomatiseerd. Interne transporten gaan makkelijk, een elektrisch golfkarretje vervangt daarvoor de kruiwagen. “De hooivork en bezem slijten meer van het staan dan van het werken ermee”, grijnst de Duitser. De werktijden, doordeweeks van 7:15 uur tot 17:30 uur, zijn ook bepaald geen belemmering om de medewerkers te binden. “Zulke werktijden lukken alleen als je structuur in je bedrijf hebt”, weet Lukas. “We hebben erg weinig verloop onder onze mensen en aantrekken van nieuw personeel als een van onze 30 medewerkers vertrekt, geeft in de regel weinig problemen.

Wat daarbij wel meespeelt is dat de ondernemer continu investeert in (na)scholing van mensen. “Onze melkers krijgen elk half jaar een cursus om ze scherp te houden. Wie een andere opleiding wil of nodig heeft, krijgt die aangeboden.” Bremer schat in dat hij daar jaarlijks meer dan € 20.000 in investeert. Toch gaat niet alles van een leien dakje op dat vlak. “Een van onze drie herdmanagers neemt het bedrijf van haar schoonouders over en gaat minder werken, daarom zoeken we versterking van ons team. Goede mensen zijn schaars, dus als je een goede weet?”

Niet bezuinigd bij bouw

Bremer investeerde in de locatie en de vier stallen zo’n € 3 miljoen, met daar bovenop nog eens € 1,5 miljoen aan levende have en voorraden. Vrijwel dagelijks worden nuchtere kalveren aangevoerd met een speciaal daarvoor ingerichte VW Transporter-bus die ook volle melk meeneemt voor de jongste dieren. Die komen van een locatie 15 kilometer verderop waar 150 tot 200 droge koeien en hoogdragende vaarzen lopen. Na afkalven gaan die naar het melkveebedrijf op 3 kilometer van de afkalfstal. Daar zijn continu ruim 950 koeien aan de melk.

De pasgeboren kalveren krijgen op de afkalflocatie in Visselhövede vier liter biest. Ze gaan binnen een dag naar de opfokstallen en komen daar in een afdeling van 22 in eenlingboxen. Zes afdelingen zijn voor de opfok van vaarskalveren, twee voor huisvesting van stierkalveren tot een leeftijd van ruim twee weken. Onder de boxen ligt vloerverwarming om de dieren in de winterperiode de eerste twee weken bij te verwarmen. De afdelingen hebben veel inhoud, automatische gordijnen beperken de windinvloed. Het overstekende dak beschermt de medewerkers tegen guur weer. “Kleine investering die veel werkplezier oplevert.”

De afdelingen zijn brandschoon. Alleen waar de boxen net ingestrooid zijn, liggen een paar strootjes op het voerpad. De dagelijks reiniging van de acht afdelingen is vergemakkelijkt door een afvoergootje onder de drink- en voeremmers. De eenlingboxen hangen aan kabels die elektrisch oplierbaar zijn. “Dat systeem kennen we van de voer- en waterlijnen uit onzepluimveestallen. Door de boxen op te lieren zijn ze eenvoudig op werkhoogte te brengen en is schoonspuiten en desinfectie een fluitje van een cent. Dat neemt per afdeling nu minder dan drie uur. Op de oude locaties nam het omgerekend voor hetzelfde aantal kalveren zeven uur.”

Opfok volgens hoog schema

De kalveren krijgen de eerste drie weken onbeperkt verse melk gemengd met kunstmelk. Het mengsel wordt licht aangezuurd tot een pH van 5 om de vertering te verbeteren. Na een week start het bijvoeren met TMR-ruwvoer, vanaf 21 dagen wordt de melkgift langzaam afgebouwd. Op 12 weken leeftijd staan de dieren volledig op ruwvoer. “Dubbele stress is uit den boze. Een week voor de verplaatsing naar de groepshokken in de volgende stal moeten ze al gespeend zijn en aan het vaste voer gewend.” Om dezelfde reden wordt het TMR-rantsoen pas aangepast als de opname meer dan 2,5 kilo per kalf per dag is, dan staan ze al enkele weken in de groepshokken.

De opfokkalveren gaan op drie maanden leeftijd naar de volgende stal, strohokken met dichte vloer en een mestschuif. Ze starten er in koppels van vier of zes. “Altijd een even aantal”, zegt Lukas Bremer. “Ze hebben een vriendinnetje nodig, in oneven aantallen doen ze het minder goed.” De overgang van eenlingboxen naar kleine groepen is stressvol, is de ervaring. Daarom wordt de eerste dag de dichte vloer ingestrooid en loopt de mestketting die dag niet. Ook krijgen de kalveren nog 14 dagen water via emmers bijgevoerd.

De kalveren schuiven in deze stal, waar ze onbeperkt gevoerd worden, door. Na acht weken komen ze in groepen van 10 tot 14 . Daarbij worden ze geselecteerd op grootte en gewicht. “De uniformiteit moet zo groot mogelijk zijn. Gewichtsverschillen groeien sneller dan de kalveren.” Zes weken later gaan ze naar een van de twee identieke 2+2-rijige ligboxenstallen.

De eerste weken worden ze daar nog onbeperkt gevoerd. Vanaf de leeftijd van een jaar komen ze op een voerschema . “De trog staat gemiddeld vijf uur daags leeg.” Toch levert dat geen groeiverschillen op. Er zijn namelijk ruime vreetplekken. Alle dieren kunnen tegelijk vreten. Het voeren gaat met een voermengwagen die per groep het rantsoen op gewicht uitdoseert. Vanaf 40 dagen voor afkalven krijgen de dieren weer onbeperkt voer. Een tot twee maanden voor afkalven gaan de hoogdragende vaarzen naar het afkalfbedrijf.

Dit alles resulteert in een hoge groei. Op een jaar leeftijd wegen de meeste dieren ruim 400 kilo. Daarom start Bremer vanaf een jaar en een dag met een OvSynch-programma. “Bij minder dan tien dieren per jaar moeten we twee weken tot een maand wachten wegens te geringe ontwikkeling.” De kosten van synchronisatie bedragen ongeveer € 8 euro dier. “Verwaarloosbaar, want het is planmatig werken, het bespaart erg veel arbeid en verbetert de resultaten.”

Weinig geboorteproblemen

De meeste pinken worden op 12,5 maanden voor de eerste keer geïnsemineerd. Er wordt tot twee keer gesekst sperma gebruikt wat altijd lagere bevruchtingsresultaten geeft, daarna conventioneel sperma. De conceptionrate (percentage bevruchting) is 64, het gros van de vaarzen kalft binnen 22 maanden af, waarvan 65% een vaarskalf geeft. “We willen veel vaarskalveren om op te fokken voor verkoop, vandaar zoveel inzet van gesekst sperma. Vanwege het hoge aandeel vaarskalveren zijn er weinig geboorteproblemen en starten de vaarzen beterin de melkproductie.”

De productie van 60 tot 90 dagen na afkalven ligt bij de vaarzen gemiddeld op 38 kilo per dag. Op 300 dagen na afkalven is die gemiddeld nog 30 kilo per dag. De gemiddelde productie op het melkveebedrijf ligt net boven 11.500 kilo.

De rantsoenen op de opfoklocatie zijn vrij eenvoudig: voordroogkuil, snijmais, raap, maismeel en mineralen. Gebruik van sojaschroot is wegens VLOG-melk uit den boze. Er is een TMR-kalvermengsel en een TMR-eindmengsel. Die worden gemengd in stappen van 25% van volledig kalver- naar volledig eindmengsel. “We hebben alleen topkwaliteit ruwvoer, we nemen geen enkel risico met de kwaliteit ervan. Alles wat maar neigt naar schimmel, bederf of te lage voederwaarde gaat in een van onze vergisters.”

Bremer 52° Nord: melkvee, vaarzenverkoop, biogas en loonwerk

Onno Bremer (57) en zijn zonen Lukas (29, op de foto) en Thilo (31) houden op drie locaties 1.150 melkoeien, 1.200 stuks jongvee, 70.000 vleeskuikens en twee mestvergisters. Van de 1.060 hectare is 220 eigendom, 680 reguliere pacht en 160 hectare los gehuurd land. Ze telen 250 hectare gras, 150 hectare tarwe en rogge (deels voor verkoop, deels voor veevoer) en 750 hectare mais. Daarnaast wordt zo’n 350 hectare gewassen, meest snijmais, aangekocht. Ze hebben ook een flink loonwerkbedrijf. Er werken in totaal 30 medewerkers bij het bedrijf in Kirchlinteln (D.).
Strategie: optimalisatie, aflossen en wachten tot zich weer kansen aandienen.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin