Doorgaan naar artikel

Donkere wolken boven Nieuw-Zeeland

Op het Zuidereiland zijn de bedrijven groter dan op het Noordereiland. De koeien hebben er 365 dagen per jaar en zo'n 20 uur per dag weidegang.

Op het Zuidereiland zijn de bedrijven groter dan op het Noordereiland. De koeien hebben er 365 dagen per jaar en zo'n 20 uur per dag weidegang.

In rap tempo is in Nieuw-Zeeland schapenland geschikt gemaakt voor melkvee en zijn de schapen vervangen door koeien. Maar de echte stijging van het aantal koeien is eruit, want de melkveesector bevindt zich in zwaar weer.

De veehouderij in Nieuw-Zeeland verandert in hoog tempo. Waren er in 1994 nog 50 miljoen schapen, dat aantal is nu bijna gehalveerd. Het aantal melkkoeien nam in die periode met 68% toe tot een kleine 6,5 miljoen stuks. Deze verandering is ingegeven doordat de export van melkpoeder een goed verdienmodel is.

Vooral op het Zuidereiland is en wordt schapenland door middel van drainage geschikt gemaakt voor melkvee en worden enorme bedrijven opgezet. Bedrijven met 10.000 koeien zijn hier geen uitzondering. Op het Noordereiland, waar de gemiddelde farm ‘slechts’ 400 koeien telt, zijn het vooral gezinsbedrijven. De grote bedrijven op het Zuidereiland zijn veelal in eigendom van investeerders of van federa­tional farmers, een soort vereniging.

Monopolie bij melkfabriek

Oorspronkelijk was de melkveehouderij een zeer goed lopende, efficiënte, sector. De melk ging naar de coöperatieve melkfabriek tegen een goede prijs. In Nieuw-Zeeland kent de agrarische sector geen subsidies. Zelfs zonder enige vorm van bescherming waren er als melkveehouder met 100 koeien ruim voldoende boterhammen te verdienen om een gezin met vier kinderen te kunnen onderhouden.

Maar ook bij de Nieuw-Zeelanders verandert de situatie. Tegenwoordig valt het niet mee om met 300 koeien een gezin met twee kinderen van voldoende eten te voorzien. De enorme uitbreiding van de veestapel leidde tot overproductie waardoor de melkprijs sterk is gedaald. De omstandigheden op het Zuidereiland, minder warm en meer regen, zorgen er ook voor dat het gras daar weliger groeit waardoor de extra koeien ook nog eens meer melk produceren.

De melkprijs wordt bepaald door Fonterra, de grootste melkfabriek van het land. Deze coöperatieve melkfabriek, ontstaan na samenvoeging van 300 kleine fabriekjes, heeft bijna een monopoliepositie. Circa 90% van de boeren levert aan Fonterra. Hiervoor zijn ze verplicht aandelen te kopen. Per kilo milk solids, vet en eiwit, een aandeel van NZ$ 4,72 (ca € 2,82) met een minimum van 95 duizend aandelen.

Elke drie weken zet Fonterra haar prijs vast na de veiling van producten. Er komen wel weer kleinere fabriekjes bij, meestal opgezet door Chinese investeerders, maar geen een daarvan betaalt boven Fonterra.

In Nieuw-Zeeland telt alleen de hoeveelheid geleverde milk solids. De kritieke kostprijs per kilo milk solids (vet en eiwit) is ongeveer ­€ 3,85 en dat is ongeveer de prijs die Fonterra nu ­betaalt. Overproductie is maar een van de ­oorzaken van de lage prijs. Fonterra heeft door verkeerde investeringen en schandalen veel geld verloren en probeert overeind te blijven door de boeren minder te betalen.

Share farming

De lage melkprijs levert een marge op van hooguit 1 à 2%. Dat maakt de melkveehouderij een slechte investering en het bijna onmogelijk om als boer te starten. De grondprijs stijgt snel en bedraagt nu rond de 30.000 euro per ha. Gemiddeld staan er twee koeien per hectare.

Een zoon kan het bedrijf overnemen van zijn vader maar is verplicht daar een marktconforme prijs voor te betalen. Contract milking biedt een tussenoplossing. De zoon (of werknemer) krijgt voor zijn arbeid geen salaris maar een vast percentage van de melkprijs. Na overlijden van de ouders is de zoon verplicht zijn eventuele broers en zussen uit te kopen. De erfenis is wel vrij van successierechten.

Share farming is een gangbare, maar langzame manier om aan een eigen farm te komen. De share milker koopt het vee en de machines van de eigenaar en voert al het werk uit. Hij ontvangt daarvoor 50% van de melkopbrengst. De opbrengsten van veeverkopen zijn ook voor hem. De share milker begint op een kleine farm, bijvoorbeeld 200 koeien. Als hij genoeg verdiend heeft, vertrekt hij naar een grotere farm waar hij op dezelfde manier te werk gaat. Dit groeiproces kan zich een aantal keer herhalen. Zo breidt hij zijn veestapel langzaam uit, totdat hij een farm vindt die hij volledig kan overnemen.

Sharemilking verliest aan populariteit vanwege de hoge kosten. Melkkoeien kosten gemiddeld € 1.050. De rente die de banken sharemilkers rekenen is 5,5 à 6%. Daarin zit een flink risicotoeslag, omdat koeien een onzekere investering zijn.

Voor aankomende boeren die het geld niet bij elkaar kunnen krijgen voor 50-50-sharing, is nog een derde optie, de 39% contract milking. Voor 39% van de melkopbrengst doet de share farmer al het werk en draagt alle kosten van meststoffen, elektriciteit en water tot aan de loonwerker, maar hoeft niet te investeren in land en koeien.

Slecht imago

De melkveehouderij heeft naast de structureel lage prijs door overproductie nog een andere uitdaging, de publieke opinie. Onder de huidige ‘groene’ regering wordt het imago er niet beter op. De megabedrijven op het Zuidereiland hebben de melkveehouderij in diskrediet gebracht. De boeren zijn in de ogen van de consument dé grote vervuiler. Daarom zijn de mogelijkheden voor het gebruik van stikstof fors ingeperkt, moet spoelwater worden opgevangen en geïrrigeerd en wordt een belasting ingevoerd op de grondprijsstijging. Ook rond dierenwelzijn worden de regels in hoog tempo aangehaald via de ‘Dairy Code of Welfare’ waarop strikt wordt toegezien.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin