Mark en Pennie Saunders hebben jaarrond 12 mensen op de loonlijst staan. Nieuwkomers in de sector beuren ongeveer € 35.000 bruto bij een gemiddelde werkweek van
52 uur. Na belastingen blijft daarvan circa € 30.000 over. De hoogst gekwalificeerden die zelfstandig kunnen werken, beuren bruto ongeveer € 60.000, wat netto uitkomt op zo’n € 47.000. Daarbovenop krijgen ze gratis woonruimte.
Naast de 12 vaste mensen op de loonlijst zijn er aan de start van het melkjaar, in de afkalfperiode in augustus, nog eens 1 of 2 backpackers in dienst. Die extra handjes zijn dan hard nodig, want gemiddeld kalven in die periode 50 koeien per dag af. “Onze topdag was 82 geboortes”, licht Pennie toe.
Het ligt dan voor de hand flink te specialiseren in taken van de mensen. Toch gebeurt dat niet. “De mensen die goed zijn met jonge kalveren werken in die periode wel meer met de kalveren, maar doen ook ander werk”, zegt Pennie. “We willen niet mensen die alleen trekker rijden of alleen melken. Dan ben je te kwetsbaar. Iedereen krijgt daarom de kans alles te kunnen doen.”
Block calving is een risico
Net als de meeste Nieuw-Zeelandse melkveehouders werken de Saunders met block calving. De koeien kalven af tussen 25 juli en 25 september, waarvan bijna 70% in de eerste zes weken. Op 24 oktober start het inseminatieseizoen dat zes weken neemt. Daarna gaan 3 weken lang Hereford- en gekruiste vleesstieren in de kudde om de laatste koeien te bevruchten. Daarvan worden geen kalveren aangehouden, want goede, probleemloze vruchtbaarheid en binnen het jaar afkalven is de norm.
Die inseminatieperiode is een hectische en belangrijke periode, waarbij een zzp’er het insemineren verzorgt. Het melken start om vijf uur ’s ochtends, om zes uur start de inseminator. Hij kan makkelijk werken, want naast de wachtruimte voor 600 koeien is een selectieruimte die met gemak 60 koeien kan herbergen. Voor die selectieruimte is een vastzethek voor 13 koeien gemaakt. “De inseminator is aan de slag tot half acht, gaat dan naar een collega en keert om negen uur terug om de laatste koeien te doen”, aldus Mark.
De ondernemers gebruiken nog geen gesekst sperma. Pennie ziet daar heil in, Mark is nog te sceptisch om het in te zetten. “De bevruchtingsresultaten ervan liggen lager, daar wil ik geen risico mee lopen. Een daling van de conception rate met 1 punt betekent grofweg 20 koeien minder, of veel later aan de melk. Als je dat gat moet opvullen door extra kalveren op te fokken, kost dat ongeveer € 25.000 per procent. Valt het vijf procent lager uit, en daar wijzen de cijfers op, dan betekent dat een flink verschil in inkomen.” CRV-regiomanager Mark Duffy bevestigt de lagere conception rate bij gebruik van gesekst sperma. “Dat kun je prima inzetten op kleinere bedrijven, omdat daar meer aandacht besteed kan worden aan het inseminatiemoment. Op deze grootschalige bedrijven is het risico nog te groot.”
Irrigatie met sensorinfo
De Saunders hebben een van de grootste bedrijven in de regio. Het lijkt met 3 koeien plus jongvee per hectare naar Nederlandse maatstaven bij eerste indruk intensief, maar dat valt nog wel mee. De melkproductie per hectare is net onder 15.500 kilo. Daarbij bestaat het rantsoen uit weidegras, weidegras en weidegras, plus wat grassilage aan het eind van het melkseizoen als de droogte de grasproductie drukt. Daar bovenop verstrekt Saunders 500 kilo aangekocht graan per koe en hij teelt
19 hectare voederbieten die de koeien zelf ‘oogsten’ tijdens de droogstand.
Ondanks de naar Nederlandse maatstaven relatief lage veedruk, leeft de stikstofbelasting danig in deze regio. De grote melkfabrieken Fonterra en Synlait dwingen op straffe van melkweigering te werken volgens Good Management Practice om de stikstofuitspoeling te verminderen. Daarvoor zijn per regio plannen opgesteld. Voor Saunders’ regio zijn de belangrijkste factoren daarin irrigatie en moment van bemesting. In de regio valt rond de 700 millimeter regen per jaar. Saunders irrigeert daarbovenop 350 tot 400 millimeter via pivots. Hij verregent de mest uit de lagoons bij de melkstallen. “Op het thuisbedrijf kunnen we 25 dagen opslaan, op de tweede locatie is dat 55 dagen. Die langere opslag was een investering die erg goed rendeert, want nu kunnen we meer mineralen op het juiste moment bemesten.”
Saunders investeerde niet alleen in grote mestopslag. Hij plaatste ook sensoren die de vochttoestand van de bodem bepalen. “Gecombineerd met weerinfo kan ik nu veel beter bepalen of irrigatie wel nodig is. Elke dag niet geïrrigeerd, bespaart € 750 aan directe kosten en drukt de milieubelasting.”