4. Kiemplantjes zeer verschillend ontwikkeld
• Te los zaaibed met als gevolg een gebrekkige kiemwatervoorziening.
• Kluiterig zaaibed met als ‘resultaat’ een verstoorde wateraansluiting.
• Zaden te diep gezaaid (dieper dan 7 cm)
• Zaden overdekt, bijvoorbeeld door het dichtslibben van te diepe zaaigeulen.
• Lucht- of zuurstofgebrek na dichtslemping en/of wateroverlast.
• Vraatschade aan de zaden door bijvoorbeeld ritnaalden, duizendpoten en/of slakken.
• Schimmelvorming (vaker bij lange opkomsttijden na vroege uitzaai en geen of onvoldoende bescherming van ontsmettingsmiddelen).
• Lange ligtijd van niet-gekiemde of kiemende korrels in natte, koude grond.
• Veel zwakke dubbele planten en hiaten na het verrollen van de zaden (rijsnelheid te hoog, stompe zaaikouters).
5. Niet-gekiemde zaden, afwijkende kiemplantjes
• Ongunstige kiemomstandigheden zoals droogte en/of koude. In 2019 is dit op veel plaatsen een groot probleem gebleken. Een goed en luchtig zaaibed helpt, maar kan niets veranderen aan een te lage omgevings- en daarmee kiemingstemperatuur
• Grofkluiterig zaaibed door een verstoorde wateraansluiting. De kiemplanten moeten langere weg afleggen voordat ze opkomen.
• Onderbreking van het kiemproces door koudegolf geeft agressieve bodemschimmels meer kans.