Rantsoengroepen
De stal is fysiek opgedeeld in een viertal diergroepen. Met hekken zijn deze groepen flexibel in te richten. De groepen bestaan uit een groep droog te zetten koeien, een groep droogstaande koeien, een opstartgroep voor afkalven die met twee en drie weken gaan afkalven en een rantsoen met veel energie en een prestartbrok krijgen De grootste groep zijn de melkkoeien die in een productiegroep zitten. Rondom het bedrijf heeft Broekhuijse een huiskavel van 50 hectare grasland. De melkkoeien gaan nadat de eerste snede is gemaaid naar buiten. Tot die tijd krijgen de melkkoeien een winterrantsoen van gras (voorjaars- en zomerkuil gemengd) met ongeveer 10 kilo mais (product) per melkkoe per dag, aangevuld met gemalen pulp, soja en tarwe. Aangevuld met twee soorten krachtvoer via de voercomputer en een halve kilo brok in de melkstal. Het rantsoen stuurt Broekhuijse gedeeltelijk op basis van het ureum dat momenteel op 20 ligt.
Droogzetprotocol
De melkkoeien worden twee maanden voor het afkalven drooggezet. Het proces van droogzetten gaat geleidelijk in ongeveer vijf dagen. De krachtvoergift wordt afgebouwd naar nul, op een halve kilo in de melkstal na. De melkkoeien die drooggezet gaan worden komen in een aparte groep in de stal en krijgen een week voor droogzetten een ander rantsoen met stro, kuil en een beetje mais. Een rantsoen met maximaal 750 kVem op basis van 15 liter melk. De eerste twee dagen in het droogzetproces worden de koeien één keer in de 24 uur gemolken, daarna volgen er twee melkingen in 36 uur. Als de koeien dan minder dan 15 liter melk geven worden ze drooggezet met een teatsealer. Alleen de vaarzen en koeien met een celgetal hoger dan 100 krijgen een droogzetter met antibiotica toegediend en vervolgens een teatsealer. Dat betreft ongeveer een derde van de melkkoeien. Er is veel aandacht voor de diergezondheid op het bedrijf, melkziekte komt niet of sporadisch voor en het antibioticagebruik op het melkveebedrijf van Broekhuijse ligt daardoor ook lager dan gemiddeld in Nederland. De dierdagdosering per dierjaar (DD/DJ) is 2,00 en het landelijk gemiddelde is 2,37. Helemaal zonder antibioticagebruik lukt het helaas niet, maar afgelopen jaar was de mastitisincidentie na afkalven slechts 9,5%.
Om het antibioticagebruik te verlagen is de melkveehouder een aantal jaar geleden gebruik gaan maken van Ubroseal teatsealer. De teatsealer vormt een afsluitende ‘plug’ in de tepel. Bacteriën kunnen hierdoor minder makkelijk de uier binnendringen en daarmee worden nieuwe infecties tijdens de droogstand voorkomen. “Ondanks dat het een prijzige manier van droogzetten is, met ongeveer € 2 per injector, zie ik het ook als een soort verzekering om mastitis te voorkomen”, aldus Broekhuijse.
Pilot teatsealer
Broekhuijse is een van de vier melkveehouders die meegedaan heeft aan de pilot van Boehringer Ingelheim om de Ubroseal blue te gebruiken. Het verschil met de ‘witte’ teatsealer is alleen de kleur, de werkwijze voor het droogzetten blijft hetzelfde. “De blauwe kleur valt op en maakt het eenvoudiger te herkennen”, concludeert de veehouder die de blauwe teatsealer als smeuïger ervaart en daardoor eenvoudiger in te brengen is en beter te verwijderen.
De blauwe kleur heeft de melkveehouder na het uithouden van de biestmelk niet teruggevonden op het melkfilter. Broekhuijse geeft aan dat ook de nieuwe injector met flexicap eenvoudig voor kortere spenen te gebruiken is of voor grotere slotgaten. Steven Sietsma van de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP) in Harmelen (U.) heeft de pilot begeleid en geeft aan dat het succes van het gebruik van de teatsealer ook in het nauwkeurig werken zit. Bij het inbrengen van de teatsealer moet de speen goed gereinigd en ontsmet zijn anders breng je de bacteriën in de speen en werkt de sealer averechts. Na afkalven is uithalen van de prop ook een handmatige routine waardoor er onderscheid gemaakt kan worden tussen de blauwe teatsealer en eventuele vlokjes in de melk. Structuur en netjes werken is op het lijf geschreven bij de melkveehouder en ook een van de strategieën van Broekhuijse om het melkveebedrijf verder te optimaliseren.
Adri (59) en Jolanda Broekhuijse (55) hebben samen met zoon Niels (24) in WIlnis (U.) een vof in het veenweidegebied met 130 melkkoeien incl. jongvee en 25 fokschapen. Drie dochters studeren of werken elders. Niels werkt 4 dagen buitenshuis, maar melkt ’s avonds mee in de 2 x 5 open tandem melkstal. Van de in totaal 72 hectare grond, is 8,5 hectare mais en 4 hectare vochtig hooiland. Het rollend jaargemiddelde is 10.200 kilo melk per koe met een 4,45% vet en 3,59% eiwit. De melk wordt geleverd als Planet proof (PP) melk aan FrieslandCampina.
Strategie: De afgelopen jaren is het bedrijf in stappen gegroeid met het aantal koeien en in de melkproductie per koe van 8.700 liter naar 10.200, mede door aanpassing van het rantsoen met mais. In de toekomst willen de ondernemers verder groeien in een optimale melkproductie per melkkoe met minimaal het behoud van de huidige gezondheid van de dieren.
