Doorgaan naar artikel

Klimaatwinst door slimme aanpassingen

De rantsoensamenstelling heeft grote invloed op de mate waarin koeien methaan uitstoten. Verder is er een sterk verband met voerefficiency van de veestapel. Met het rantsoen is dus te sturen.

De rantsoensamenstelling heeft grote invloed op de mate waarin koeien methaan uitstoten. Verder is er een sterk verband met voerefficiency van de veestapel. Met het rantsoen is dus te sturen.

Er is op melkveebedrijven maar beperkte ruimte om te investeren in aanpassingen om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen. Een optimale bedrijfsopzet helpt automatisch, net als slimme aanpassingen in de bedrijfsvoering.

De overheid moet de uitstoot van broeikasgassen voor 2030 met bijna de helft verlagen. Alle sectoren dragen daar een steentje aan bij. Voor de agrarische sector betekent dat een vermindering van 3,5 megaton CO2-equivalenten. CO2-equivalenten is een maat om gassen te meten en te vergelijken. Daardoor heeft
1 kilo methaan hetzelfde effect op het klimaat als 34 kilo koolstofdioxide. De melkveehouderij draagt ongeveer 6,5% bij van de uitstoot uit de landbouw, met name in de vorm van koolstofdioxide (CO2), lachgas (N2O) en methaan (CH4), (zie kader).

Uit een analyse van accountantskantoor Flynth blijkt dat de grootste groep bedrijven een totale emissie (dus binnen en buiten het bedrijf) realiseert tussen de 1.200 en 1.500 CO2-equivalenten. Een kleiner deel zit hieronder of hierboven. Kijkend naar alleen het bedrijf, dan heeft bijna 80% een uitstoot van meer dan 1.000 kilo. “De meeste bedrijven moeten dus nog maatregelen nemen om hun uitstoot te verlagen”, aldus Hans Scholte, sectorleider melkveehouderij bij Flynth.

Scholte geeft aan dat melkveebedrijven verschillende opties hebben om een bijdrage te leveren. Maar kijkend naar de financiële positie (zie tabel Weinig ruimte voor investeringen) dan is hij somber over de investeringsmogelijkheden. “Over de afgelopen vijf jaar heeft het gemiddelde bedrijf een marge van € 3.500 per jaar. Dat is al te weinig voor het opvangen van tegenvallers, laat staan voor het doen van extra investeringen in bijvoorbeeld stalsystemen of mestoplossingen die niet direct financieel voordeel opleveren.”

Verschillen tussen bedrijven

Scholte wil eerst een stap terug zetten, namelijk de verschillen in uitstoot die altijd tussen bedrijven bestaan. Uit de dataset van Flynth (zie tabel Laagste uitstoot bij zelfvoorzienend bedrijf) blijkt een gemiddelde uitstoot van 1.138 CO2-equivalenten per 1.000 kilo melk op het bedrijf. Dat is de grens waarboven bedrijven actie zouden moeten ondernemen.

In de duurzaamheidsrapportage van Flynth wordt de financiële situatie van het ­bedrijf samen met de uitstootcijfers in beeld gebracht. Hieruit blijken grote verschillen tussen de bedrijven. Samen met een gemiddelde uitstoot buiten het bedrijf van 540 kilo CO2-equivalenten is de totale uitstoot 1.678 kilo CO2-equivalenten. Op bedrijven met 20.000 kilo melk per hectare is dat 1.440 kilo; bij zeer extensieve bedrijven loopt dit op tot boven de 2.100 kilo. Dat is vooral te wijten aan de lagere melkproductie per koe op deze bedrijven.

Als ook de cijfers per koe erbij worden ­gehaald, wordt zowel per ton melk als per koe de laagste totale CO2-equivalent-uitstoot gerealiseerd bij een melkproductieniveau rond de 15.000 tot 17.500 kilo melk per hectare. Bij dat niveau is ongeveer sprake van zelfvoorziendheid voor ruwvoer. Opvallend: er is dan tevens sprake van het hoogste saldo, namelijk € 2.139 per koe ten opzichte van € 2.047 gemiddeld of € 1.838 bij de bedrijven met de laagste intensiteit en melkproductie.

Positief voor saldo

Door een optimale bedrijfsopzet kan een deel van de bedrijven al aan de verplichting voldoen. Gezien de beperkte financiële ruimte adviseert Scholte om goed te kijken naar maatregelen die niet alleen de uitstoot verlagen maar ook positief uitpakken voor het saldo. De afgelopen jaren zijn door Wageningen University & Research meerdere onderzoeken hiernaar gedaan. Vervolgens is het economische effect op het inkomen bepaald. Dat levert een mooi overzicht van bruikbare maatregelen (zie tabel Zonne-energie en minder jongvee meest effectief).

Uit het overzicht blijkt dat voor verlaging van de methaanuitstoot methaanarm mengvoer de meeste zoden aan de dijk zet. Een verlaging van 0,035 CO2 per 1.000 kilo melk is voor een bedrijf met een miljoen kilo melk
35 kilo CO2 per jaar. Het is wel een maatregel die alleen interessant is als het sectorbreed wordt toegepast. Het effect op het inkomen is neutraal. Ook GPS voeren aan jongvee geeft een aardige reductie.

Bij de CO2-uitstoot is een investering in zonne-energie het meest effectief. Een bijkomend voordeel is dat het ook voor het inkomen het meest positief doorwerkt. De uitwerking per bedrijf kan heel verschillend zijn, door met name verschillen in energieverbruik, capaciteit, effectiviteit en subsidiemogelijkheden. Wel een kanttekening aldus Scholte. “De relatieve bijdrage van het energieverbruik in de melkveehouderij is beperkt. Dat betekent dat naast maatregelen op het gebied van energieverbruik altijd andere emissiebeperkingen nodig zijn om de reductiedoelstellingen te halen.”

Bij de verlaging van lachgas is minder ­gemakkelijk CO2-winst te realiseren. Grasland doorzaaien in plaats van herinzaai levert 0,005 kilo CO2 per 1.000 kilo melk op; dus
5 kilo voor een bedrijf met een miljoen kilo melk. Bij scheuren van grasland komt relatief veel lachgas vrij. Economisch gezien kunnen bedrijven het beste het aantal stuks jongvee verlagen of meer kilo’s droge stof van een hectare maaien.

Slimme combinatie

Enkelvoudige maatregelen geven een beperkt effect. Scholte benadrukt dat een slimme combinatie op melkveebedrijven echt wel zoden aan de dijk zet. “Er zijn diverse maatregelen om de emissie vanuit de veehouderij te beperken. Een goed begin is om inzicht te krijgen waar een ondernemer met zijn bedrijf staat, zowel financieel als qua uitstoot van broeikasgassen. Daarmee is in beeld hoeveel actie nodig is om de doelstellingen te halen en welke maatregelen het beste passen.”

Focus ligt op drie broeikasgassen

Koolstofdioxide (CO2) komt vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen als gas, kolen en olie bij transport, verwarming en elektriciteit. Het komt ook vrij bij afbraak van veen als in veenweidegebieden de grondwaterstand wordt verlaagd. Energiebesparende maatregelen verminderen de CO2-uitstoot, dus het verlagen van het stroom- en brandstofgebruik.
Methaan (CH4) komt vrij bij biologische afbraak­processen, zoals bij fermentatie van gras en ander voer in de pens. Methaan ontstaat ook via de opslag en depositie van dierlijke mest. De rantsoensamenstelling heeft grote invloed op de mate waarin methaan wordt uitgestoten. Verder is er een sterk verband met voerefficiency. Maatregelen zijn onder andere meer mais in het rantsoen en een andere krachtvoersamenstelling met meer vet en zetmeel en minder celwanden en suikers.
Lachgas (N2O) komt vooral vrij bij de bemesting van het land. De stikstof in mest bevordert de groei en fotosynthese van landbouwgewassen. Een deel van de stikstof wordt in de bodem door micro-organismen omgezet in lachgas. Lachgas is een sterk broeikasgas. Mogelijke maatregelen om uitstoot te verminderen zijn: beperkt weiden ter voorkoming van urineplekken in het land, gebruik van klaver om de stikstofgift via bemesting te verminderen en het beperken van het scheuren van grasland.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin