Doorgaan naar artikel

Trend naar autonoom bij voerrobots

Theoretische robotcapaciteit en de capaciteit in uw bedrijfssituatie: twee verschillende werelden.

Theoretische robotcapaciteit en de capaciteit in uw bedrijfssituatie: twee verschillende werelden.

De markt voor automatische voersystemen is moeizaam. De voordelen worden wel erkend, maar in aantallen groeit de markt niet hard. De aanbieders die écht innoveren blijven straks over. Rail raakt uit, autonoom is in. Voeren koppelen aan melken vereist nieuwe joint ventures.

Voor grofweg de prijs van een zelfrijdende voermengwagen koop je ook een automatisch voersysteem dat minder arbeid vraagt, lagere energiekosten kent, exacter kan voeren, vaker kan voeren en per diergroep een ander rantsoen kan voeren. Het zijn voordelen waarover men in praktijk niet meer twijfelt, toch gaat de opkomst van de voerrobot veel trager dan fabrikanten hadden verwacht.

Niet zonder reden dus doken fabrikanten massaal op automatische voersystemen. De verwachting was toen dat de populariteit van de voerrobot pijlsnel die van de succesvolle melkrobot achterna zou gaan. Niemand wou de boot missen. Die hoge verwachting is echter niet uitgekomen.

Procentueel gezien groeit de markt voor robotvoeren wél hard, maar in aantallen is de markt nog steeds klein. Veel kleiner dan fabrikanten aanvankelijk hadden verwacht. Naar schatting draaien er momenteel ongeveer 250 automatische voersystemen in Nederland. Ter vergelijking: de laatste vijf jaar werden naar schatting zo’n 75 à 100 nieuwe voerrobots geïnstalleerd, terwijl in dezelfde periode meer dan 800 melkveebedrijven overschakelden op melkrobots. Van dat toch al beperkte aantal voerrobots is bovendien een gedeelte geïnstalleerd bij geitenhouders, niet bij melkveehouders.

Markt zal zich opnieuw zetten

Als lokale speler een voerrobot importeren valt niet mee, zéker indien je ook nog eens weinig invloed hebt op de ontwikkeling bij die fabrikant. Ook mag je als koper een dekkende service verwachten. Tegelijk stellen Nederlandse melkveehouders hoge eisen aan een voersysteem. Slechts een paar spelers hebben een groot deel van de markt in handen, de rest van de markt is bezig om zichzelf opnieuw uit te vinden.

Vijf jaar geleden waren er nog 13 aanbieders van voerrobots in Nederland. Nu zijn dat er negen, zie dit produktoverzicht. Bijvoorbeeld het Deense One2Feed en het Oostenrijkse Hetwin kregen niet echt voet aan de grond en hebben intussen geen vaste vertegenwoordiging meer in Nederland. Ook de visie van enkele grote stalinrichters is veranderd. SAC en Fullwood focussen zich liever volledig op de melktechniek en namen afscheid van hun, bij derden ingekochte, voerrobot. Hiermee verloren bijgevolg respectievelijk Pellon en Rovibec hun importeurs.

Er zijn nu nog negen fabrikanten actief op de markt, zie produktoverzicht, waarvan ruim de helft minder dan vijf systemen heeft draaien. Lely is onbetwist marktleider en tevens de enige fabrikant die meer dan 100 systemen heeft draaien in ons land. De markt komt terecht bij de specialisten, bedrijven die nadrukkelijk investeren in de voerrobots. Dat zijn enerzijds bedrijven die veel verstand hebben van voertechniek en vanuit die kennis een voerrobot bouwen, Trioliet is hiervan een mooi voorbeeld. Anderzijds zijn er de melkrobot-bouwers die investeren in maximale synergie tussen de voerrobot en de melkrobot. Naast Lely zijn het GEA en ook DeLaval die deze strategie willen hanteren.

Er zijn ook nieuwkomers op de markt. Peecon kwam in 2018 als nieuwe speler op de markt in samenwerking met het Oostenrijkse Wasserbauer. Fabrikanten die zelf iets ontwikkelen en nieuw in de markt stappen lopen vaak aan tegen langere ontwikkelingstrajecten. Een buitencategorie is Schuitemaker, dat na 12 jaar ontwikkeling pas recent de eerste Innovado’s in bedrijf stelde. Het Franse Jeantil kwam in 2013 met een autonoom rijdende voerrobot en werkt nog aan het concept. Begin 2017 onthulde Boreco in Utrecht haar eerste autonome voerrobot die ook uit zou kunnen kuilen. Sindsdien was het stil, maar in 2020 zou een verbeterde versie op de markt moeten komen.

Omschakeling in denken

Dat veel fabrikanten potentie zien in automatisch voeren, dat is duidelijk. Waarom komt de markt dan niet écht los? Er worden jaarlijks nieuwe systemen verkocht in Nederland, maar minder dan fabrikanten zo’n vijf jaar ­geleden hadden gedacht. De keuze voor een automatisch voersysteem hing in het verleden vaak samen met nieuwbouw. Die markt ligt grotendeels stil om de bekende redenen als stikstofproblematiek, fosfaatwetgeving ­
et cetera. Toch heeft het ook met andere factoren te maken.

Het zit hem vooral in de acceptatie van de voersystemen en de financiering ervan. Dat een voerrobot technisch zal werken, is in tegenstelling tot de beginjaren nu geen discussie meer. Veehouders zien veelal de voordelen wel van een voerrobot, maar tegelijkertijd kunnen ze zich nog lastig voorstellen dat zo’n robot daadwerkelijk op hun eigen bedrijf voert.

Het dagelijks ritueel van zelf de voermengwagen laden en met de trekker de voergang oprijden zit soms dieper geworteld dan gedacht; het is fysiek ook minder belastend dan melken. Voeren is iets dat melkveehouders in de regel graag doen. Deze vastigheid loslaten en acht keer per dag laten voeren door een robot, vereist een omschakeling in denken die vergelijkbaar is met het overschakelen van een melkstal naar een melkrobot. Een automatisch voersysteem geeft wel vrijheid, maar ook zorg. De gedachte dat je bij een voerrobot 24/7 een alarmmelding kunt krijgen, geeft sommige ondernemers meer stress dan zelf voeren.

Tot slot is bij nieuwbouw de financiering, zeker als er ook fosfaatrechten moeten worden aangekocht, een heikel punt. Fabrikanten merken dat banken een automatisch voersysteem dan al snel op de wip zetten. Ook al zijn de jaarkosten van een automatisch voersysteem vaak aantoonbaar lager en kun je op bouwkosten besparen door te kiezen voor een smallere voergang, het aanschafbedrag is vaak wel hoger. Investeringen in de gangbare voertechniek komen namelijk altijd gespreid. Het ene jaar de trekker, dan weer de verreiker of shovel en in een ander jaar de voermengwagen. De investeringssom van een automatisch voersysteem komt in één keer.

Automatisch voersysteem kan altijd

Eigenlijk staan de voordelen van automatisch voeren nog steeds buiten kijf; minder arbeid, lagere energiekosten en bijkans een hogere voeropname door vaker per dag te voeren. Minder emissie, want elektrisch, is een argument dat in de toekomst misschien ook nog mee gaat tellen. Het loont in elk geval om ­eraan te rekenen. Dat kan altijd.

Vooral in het begin hing de keuze voor automatisch vaak samen met nieuwbouw; vanwege de robots die volledig aan een rail hingen, moest de staalconstructie van de stal hierop berekend zijn. Nu is dat niet meer zo. Voerrobots die nog een rail nodig hebben, hebben veelal voldoende aan een lichte geleiderail die je aan vrijwel elk standaard-spant kunt monteren.

Ontwikkelingen gaan snel

De technische ontwikkelingen in de voerrobots gaan hard en veel verder. De fabrikanten maken systemen steeds flexibeler zodat ze met name in bestaande stallen veel eenvoudiger toe te passen zijn. De trend in de markt gaat duidelijk naar autonome robots. Deze vinden zelf hun weg, hebben geen rail nodig en kunnen gemakkelijk voeren in meerdere bestaande stallen. Het maakt de voerrobot steeds bereikbaarder. De techniek raakt steeds verder uitgerijpt. Hoewel het niet altijd opvalt, ontwikkelen de marktleiders achter de schermen stevig door. Zo werd de Lely Vector vorig jaar op veel punten gewijzigd, en ontwikkelde Trioliet naast zijn railsystemen een nieuwe autonome robot op accu‘s.

Koppeling data wordt goud

Ook op het gebied van bediening zet men stappen. Niet zo lang geleden kon je een voerrobot enkel bedienen via een kast op de robot. Bediening op afstand via app’s geven nu veel meer gebruikersgemak. Software is sowieso een factor waarop fabrikanten straks het verschil gaan maken.

Grote fabrikanten relativeerden het belang van data-uitwisseling een aantal jaar geleden nog, omdat je met een voerrobot alsnog niet op individueel koeniveau voert. Je voert in groepen en het blijft onbekend wat de individuele voeropname van een koe is. Een koppeling tussen voer- en melkrobot bleef vaak beperkt tot hulpmiddel bij de dagelijkse handelingen, zoals het droog zetten van een koe. Is er een koppeling tussen voer- en melkrobot dan is slechts één handeling nodig.

De laatste jaren kwamen er nieuwe inzichten. Fabrikanten die actief zijn in zowel melk- als voertechniek zien koppeling tussen data nu als het goud voor de toekomst. Wat voer je de koe, wat doet de koe en hoeveel melk geeft ze?

Als logaritmes verandering zien in sta- en ligtijd van een koe gecombineerd met een verandering in melkgift, zou dat automatisch terug moeten koppelen naar de voerrobot en tenminste de vraag bij de ondernemer leggen of het energieniveau van het rantsoen van deze koe nog wel passend is.

Om deze reden zit er voor fabrikanten heel veel ontwikkelingswerk in software. Het zou voor de hand liggen als er om deze reden nieuwe joint-ventures gaan ontstaan tussen fabrikanten van voerrobots en fabrikanten van melktechniek. Een standaard voor data-uitwisseling zou nog beter zijn.

Automatisch uitkuilen niet standaard

Rest nog een laatste hindernis voor de voerrobots; het zelf uitkuilen. Want het feit dat je alsnog zelf de bunkers moet vullen is nu een vaak gehoord argument om niet automatisch te gaan voeren. Zou een robot álle werk uit handen nemen, dan zou dat de markt vergroten. Schuitemaker kan het, maar dat vergt ook een navenant hoge investering. Wasserbauer werkt aan een systeem met een losse laadunit. Toch is het de vraag of voerrobots binnen afzienbare tijd zelf zullen uitkuilen. Lely ontwikkelt in elk geval niet in die richting. Het zou een automatisch voersysteem veel complexer en minder flexibel maken, aldus de marktleider. Ook van de traditionele fabrikanten van voermengwagens hoeven we de komende jaren niet zoiets te verwachten. Althans; niet praktijkrijp.

Autonome accu-robot zonder rail is de toekomst

Zo’n 10 jaar geleden hadden alle voer­robots een rail nodig. In eerste instantie hingen ze veelal met hun volle gewicht aan een zware rail, en dat stelde eisen aan de constructie waaraan de rail gemonteerd werd. Nu dient de rail bij veel fabrikanten vooral nog als geleiderail. Ten minste een deel van het gewicht van de voerrobot rust op wielen die op de betonvloer lopen. Zo kan de railconstructie al een stuk lichter en goedkoper zijn.
De rail heeft voordelen; het maakt een voerrobot technisch eenvoudig. Complexe aansturing en positiebepaling is niet nodig. Ook is het mogelijk om grote hoogteverschillen te overbruggen, wat in het buitenland een belangrijk criterium kan zijn. Rail blijft dus. Wil je echter meerdere stallen voeren met één robot, dan heb je veel meters rail nodig, lopen de kosten op én vormt de rail een hindernis op het erf.
Techniek om een robot autonoom te laten rijden is met de jaren juist goedkoper geworden. In Nederland is daarom een duidelijke trend naar autonoom rijdende robots op een accu. Lely was hierin pionier. Trioliet en Wasserbauer testen hun eerste modellen in praktijk. Enkele andere fabrikanten zeggen achter de schermen te werken aan de ontwikkeling van deze techniek.

Houdt lucht in de capaciteit van een voerrobot

Capaciteit van een voerrobot is in theorie gigantisch. Maar deze hangt tegelijk sterk af van de bedrijfssituatie. Wees daarom kritisch. Er is een verschil tussen het aantal koeien dat je kunt voeren, en het aantal koeien dat je kunt voeren waarbij je nog de voordelen van het automatisch voeren benut.
Eén zo’n voordeel is, dat je de mogelijkheid hebt om veel rantsoenen samen te stellen, maar werken met veel groepen gaat wel ten koste van de capaciteit. De robot zal immers vaker met halve porties onderweg zijn.
Heb je meerdere stallen dan verliest de robot tijd met heen en weer rijden. Ook wil je liefst vaak voeren, dat geeft een verbetering van de voerefficiëntie. Het zou zonde zijn als je moet inleveren op voordeel vanwege een robotcapaciteit die in praktijk tekortschiet.
Robots op accu’s hebben stilstand ­nodig vanwege de laadtijd. Ook geven ­enkele fabrikanten in folders de 24-uurs-capaciteit van een systeem weer. Wanneer je ’s nachts enkele uren rust in de stal wilt, dan is die capaciteit op voorhand onhaalbaar.
Ook is het aan te raden om sowieso ­enkele uren rust in te plannen. Dat geeft tijd voor onderhoud en enige flexibiliteit in het geval van een storing.

Komt de gerobotiseerde zelfrijdende voermengwagen?

Voerrobots zijn in eerste instantie vooral ontwikkeld vanuit de visie van stalinrichters. De installaties vormden een vast ­onderdeel van de stal. Met de jaren is de techniek steeds meer autonoom geworden, zoals we eerder al schreven.
Ook andere traditionele voermeng­wagenfabrikanten staan nu op scherp. Als je Schuitemakers Innovado ziet, waarom nemen zij dan niet hun zelfrijdende voermengwagens als basis? Door deze te upgraden met sensoren, navigatie- en de ­nodige beveiligingstechnieken zou het een nieuwe concurrentie kunnen worden voor alle genoemde automatische voersystemen. Fabrikanten bouwen zulke zelfrijders in serie, waarmee ze een bewezen technische basis in handen hebben.
Bovendien zouden de zelfrijders ook zelfstandig uit kunnen kuilen. Siloking liet in 2016 al eens een studiemodel zien dat deze richting op gaat, maar ziet er de komende jaren niets in. Een te kleine markt, te hoge kosten en veiligheid en aansprakelijkheid vormen een te groot probleem volgens de fabrikant. De kosten zijn hoog en de capaciteit gaat naar beneden; een mens op de stoel is simpelweg vlotter en bovendien is arbeid wereldwijd gezien nog geen beperking volgens de fabrikant.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin