Doorgaan naar artikel

Minste verlies met stripgrazen

De verliezen uit beweiding en opslag kunnen oplopen tot? 40%. 20% gaat ?in de wei verloren. Er zijn mogelijkheden om dat te beperken.

De verliezen van beweiding, opslag en vervoedering variëren, maar zomerstalvoeren kent de minste verliezen. Er zijn geen beweidingsverliezen en omdat het gras vers gevoerd wordt, zijn er ook geen inkuilverliezen. Ook de vervoederingsverliezen zijn minimaal. Zomerstalvoeren vraagt wel veel inzet van de ondernemer en een bepaalde mechanisatiegraad. Deze vorm van graslandgebruik wordt op zo’n ­
5% van de melkveebedrijven toegepast.

Bij summerfeeding wordt alle gras gemaaid en ­ingekuild. Ook daar zijn geen beweidingsverliezen, maar naast wat maaiverliezen natuurlijk wel de conserveringsverliezen van het inkuilen. Bij inkuilen van vers gras van 1.050 VEM resteert uiteindelijk zo’n 920 VEM in de kuil. Ofwel 12% verlies van voederwaarde.

Graslandbenutting is een belangrijke spil in een succesvolle KringloopWijzer. De bemesting is er op gericht om de opbrengst te optimaliseren binnen het beperkte mineralengebruik. Als de gewasgroei eenmaal op gang is, wordt het zaak deze gewasgroei ook zo goed mogelijk te benutten.

Evenwicht

Edward Ensing, productmanager grassen bij Barenbrug, geeft aan dat er altijd een evenwicht is tussen de inkuilverliezen en de beweidingsverliezen. Bij een hoge versgrasopname van de koeien is er minder in te kuilen en zijn er daar dus minder verliezen. Maar hoe meer weidegang er is, hoe meer beweidingsverliezen er zijn als gevolg van vertrapping en vervuiling. Dat evenwicht zorgt ervoor dat er altijd ruwweg rond 20% verlies is. Toch zijn er ­mogelijkheden die verliezen te beperken.

Wie voor weidegang kiest, moet zorgen dat weidegras een stabiele basis is in de voeding. “Het is de kunst om zowel aanbod als kwaliteit constant te houden,” vindt Mark de Beer, die naast productmanager veehouderij bij Limagrain ook weidecoach is bij Stichting Weidegang. Een stabiele opbrengst wordt bereikt door meer te kiezen voor laatdoorschietende rassen Engels raaigras, denkt Ensing.
Gras heeft een opbrengstpiek in het voorjaar en de opbrengst neemt vervolgens in de tijd af. De vroeg en middentijds doorschietende rassen kennen veelal een iets hogere opbrengst op jaarbasis, maar na de piekopbrengst in het voorjaar neemt de ­opbrengst ook hard af. Om de koeien een constant aanbod te geven van gras dat op 1.700 kilo kan worden aangeboden, is een grasras dat zijn productie beter over het jaar verdeelt makkelijker te managen.

Direct opvoeren van gemaaid vers gras zorgt voor weing verliezen in de wei en geeft geen conserveringsverlies. Het vraagt wel extra arbeid.

Inschaarmoment

Het optimale inschaarmoment kan relatief gemakkelijk bepaald worden met een grashoogte­meter. Een regelmatige wandeling door al je percelen geeft een objectief beeld van welke percelen ­ingeschaard kunnen worden, welke er nog niet aan toe zijn en welke misschien wel te lang zijn geworden en beter gemaaid kunnen worden. Dan moet je wel bijbemesten, anders schiet het ruweiwitgehalte in dat gras, dat als het goed is bemest is voor een weidesnede, onderuit.

Ook beweidingsverlies en beweidingsduur zijn aan elkaar gekoppeld. De beweidingsduur moet kort zijn. Dat heeft alles te maken met de fysische eigenschappen van de plant. Gras bestaat uit pseudostengel (de onderste stengels), het blad en de bloeistengel. De koe moet het liefst een combinatie vreten van het blad en pseudostengels tijdens het grazen. Blad bevat vooral eiwit, pseudostengel vooral ­suiker.

Als koeien in een te grote oppervlakte komen, en dus lang in een perceel blijven, toppen ze eerst het gras. Pas op de tweede of derde dag, als alle blad afgegraasd is, beginnen ze aan de pseudostengels. Zeker als koeien te lang in een perceel blijven, vreten ze soms twee keer van de pseudostengels en dat ­beïnvloedt de hergroei in grote mate.

Creëren van extra opslagruimte kan bijdragen in het beperken van de bewaringsverliezen.

Stripgrazen

De Beer ziet ook bij het kaal maken van een weideperceel problemen. De verliezen uit de weidegang zijn dan laag, maar de melkproductie van de koeien lijdt eronder. Dat is rechtstreeks terug te voeren op de drogestofopname en op de samenstelling van het deel van het gras dat op dat moment wordt opgenomen. Als de koeien in de eerste dagen alleen blad vreten, en dus veel eiwit, gaan boeren dat vaak compenseren door meer mais te voeren. De laatste dag is het aandeel mais daardoor opgeschroefd, terwijl de koeien dan juist veel suiker binnenkrijgen uit de pseudostengels. De voeding is dan dus niet optimaal en daarmee daalt de melkproductie.

Om de voeding optimaal te houden en de verliezen te beperken, is intensief omweiden of stripgrazen het beste. Het zijn echter ook wel de systemen die het meeste arbeid vragen.

Beweidingsverliezen beperken

* Binnen elk systeem zijn altijd verbeteringen mogelijk. Een aantal adviezen:
* Weid snel om. Houd de koeien maximaal 2 dagen in een perceel. Hoe dichter de omweid­snelheid bij stripgrazen in de buurt komt, hoe minder beweidingsverliezen;
* Bied een kleine oppervlakte vers gras aan. Dat verhoogt de opname en voorkomt selectie en vertrapping;
* Maai in dienst van beweiding. Schaar zoveel mogelijk in op etgroen. Maai een perceel altijd na 2 keer beweiden.
* Deel grote percelen op in meer kleinere percelen. Dat bevordert de snelheid van omweiden en meer percelen betekent meer flexibiliteit om te kunnen maaien en meer keus;
* Schaar op het juiste moment in. De inschaarhoogte is afhankelijk van het beweidingssysteem, uren weidegang en mate van bijvoeding;
* Stuur de koeien leeg naar buiten. Dan beginnen ze gelijk gretig met grazen. Gedeelde weidegang, 2 x 3 uur op een dag, geeft minder verliezen dan 1 x 6 uur;
* Bemest weidepercelen met natrium. Dat houdt het gewas smakelijk en zorgt voor vlotte opname;
* Voorkom roest. Stuur met stikstofgift en timothee heeft een speciale geur en smaak waar ­koeien gek op zijn;
* Geef in extensieve ­systemen zoveel ruwvoer bij dat het aanbod in de weide niet wijzigt. Dat ­betekent dat de koeien opvreten wat er op een dag bijgroeit. Dit systeem wordt omwille van beweiding met robotmelken ­regelmatig toegepast. Maak gebruik van 2 percelen zodat de koeien ‘beloond’ worden met een nieuw perceel vers gras en snel zichtbaar is welke koeien nog gemolken moeten worden;
* Houd de koeien binnen als vertrapping van het gras dreigt;
* Voer bij weidegang ruwvoer bij. Dat geeft de mogelijkheid de opname te sturen. Snijmais vult de energiedekking aan en graskuil kan een verminderde grasopname bij ­regen compenseren.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin