Doorgaan naar artikel

Ene kritieke melkprijs is de andere niet

Kritieke melk- of opbrengstprijs is het kengetal dat bij wisselende melkprijzen steeds meer waarde krijgt. Verschillen tussen bedrijven zijn groot. Het vraagt inzicht het kengetal goed te kunnen interpreteren en om meerdere te vergelijken.

Melkveehouders krijgen in de toekomst te maken met wisselende opbrengstprijzen. De impact daarvan is niet op elk bedrijf even groot. Op bedrijfsniveau is het vooral de kritieke opbrengstprijs die iets zegt over de financiële slagkracht van een bedrijf. De kritieke opbrengstprijs is de opbrengstprijs van de melk waarbij alle kosten, verplichtingen en privé-uitgaven zijn te betalen.
Het verschil tussen de kritieke opbrengstprijs en de werkelijke melkprijs is de marge. Die is te besteden aan uitbreidingsinvesteringen, extra aflossen, sparen of extra privé-uitgaven. Hoe lager de kritieke melkprijs, hoe minder buffer een bedrijf nodig heeft om slechte tijden te overbruggen. Overigens heeft het 
bedrijf met een lage kritieke melkprijs vaak wel een buffer vanwege de zeer positieve kasstroom.

De kritieke melkprijs is een variant van de grootheid kostprijs. De meeste posten vanuit de kostprijs zitten ook in de kritieke melkprijs. Een verschil met de kostprijs is dat de kritieke melkprijs vooral gericht is op de normale kasstroom van een bedrijf. Daarbij wordt geen ­rekening gehouden met achterliggende investeringen of hoge opbrengstprijzen.

“Een voordeel van dit kengetal is dat het direct is gekoppeld aan de melkprijs”, zegt Harm de Kleynen, adviseur bij Accon avm adviseurs en accoutants. Accon avm heeft een eigen naam, de break-even melkprijs. “Als een ondernemer zijn break-even melkprijs kent, heeft hij snel een gevoel in de liquiditeit als de melkprijs fluctueert, zonder te hoeven rekenen.” Hij vindt wel dat het kengetal met kennis moet worden geïnterpreteerd. “Om de break-even melkprijs uit het verleden te projecteren naar de toekomst moet een ondernemer rekening houden met initiële ontvangsten en uitgaven zoals leasekosten en superheffing.”

Niet zomaar vergelijken

Alle accountantskantoren werken met een kritieke melkprijs of opbrengstprijs. Dat betekent niet dat het kengetal zomaar vergelijkbaar is. Er zijn geen uniformeringafspraken tussen de accountants, dus ieder kan de kritieke melkprijs naar eigen inzicht berekenen (zie kader). Verschillen zitten vooral in het wel of niet meenemen van voorraden (voer en vee) en de manier van berekenen en meenemen van vervangingsinvesteringen. Ook worden privéposten soms niet meegenomen. Dat maakt een verschil in de orde van grootte van enkele euro’s per 100 kilo melk tussen kantoren.

Dat is op zich niet erg, omdat bedrijven toch vaak met andere bedrijven binnen het eigen accountantskantoor worden vergeleken. Lastig is het wel als melkveehouders hun kritieke melkprijs met die van collega’s willen vergelijken, bijvoorbeeld bij een studieclub.

Rick Hoksbergen, directeur Agro bij Alfa Accountants en Adviseurs, benadrukt dat de kritieke melkprijs ‘maakbaar’ is. “Door hoge, of juist hele lage, privé onttrekkingen wordt de kritieke melkprijs gestuurd.” Door hoge reguliere aflossingen stijgt de kritieke melkprijs, toch kan zo’n bedrijf financieel sterk zijn. “Dus de kritieke melkprijs zonder verdere onderbouwing, zegt niets.”

Verder ziet hij dat er met reguliere kosten steeds meer geschoven wordt, vooral vanuit de fiscale planning. “In een jaar met een hoge melkprijs wordt relatief veel onderhoud gepleegd. In een jaar met een lage melkprijs wordt er nagenoeg geen onderhoud gepleegd. Daarmee schommelt de kritieke melkopbrengst soms al € 2 per 100 kilo melk.”

Jaarlijkse stijging

De afgelopen jaren was er veel variatie te zien in de kritieke melkprijs (zie grafiek). Door de structureel stijgende kosten, laat het kengetal jaarlijks een stijging zien. In 2014 bedroeg het kengetal bij Flynth gemiddeld € 38,38 per 100 kilo melk. Doordat de melkprijs, afgezien van het jaar 2009, ook steeds is gestegen, bleef de marge meestal positief. Voor het gemiddelde bedrijf voldoende om een buffer op te bouwen, maar een deel van de bedrijven is daar niet toe in staat.

De kritieke opbrengstprijs is de afgelopen jaren gestaag gestegen. De meest recente bij Flynth is € 38,38 per 100 kilo melk. Voor die prijs zijn alle uitgaven gedekt. Dankzij een oplopende melkprijs is marge behouden.

Uit de tabel (exclusief lease- en quotumkosten) blijkt dat de categorie hoogste kritieke melkprijs € 43 per 100 kilo bedraagt. De beste bedrijven realiseren € 27,40 per 100 kilo. Daardoor heeft de categorie met de hoogste kritieke melkprijs zelfs bij een hoge melkprijs van € 42,40 een negatieve marge. De bedrijven met de hoogste marge doen het overal net iets beter. Het bedrijf is technisch op orde, de melkveehouder doet geen onnodige investeringen, overziet het productieproces en draait technisch goed.

Financiering heeft de grootste impact op de kritieke opbrengstprijs. Binnen een categorie kunnen er meerdere oorzaken zijn voor een hoge financiering. Over het algemeen zijn dit bedrijven die (hard) gegroeid zijn door quotum­aankoop en/of investeringen in grond of nieuwe stallen. Rente en aflossing zijn gemiddeld € 7,80 per 100 kilo maar bij de groep met de laagste marge is dat € 11,40. Bij de hoogste marge is dat maar € 3,80. Een deel van deze 
bedrijven heeft op papier een lage kritieke melkprijs, maar investeert weinig in uitbreiding of vervanging van gebouwen en machines. Daardoor verliest het bedrijf toekomstbestendigheid.

Verband kritieke melkprijs

Henk van Dijk, bedrijfskundige melkveehouderij bij Flynth, heeft gekeken naar de invloed van omvang, productie per koe en intensiteit op de kritieke melkprijs. Uit de tabel blijkt dat de kritieke melkprijs op kleine bedrijven (de groep met gemiddeld minder dan 400.000 kilo) gemiddeld niet veel hoger is dan op grote bedrijven (meer dan 1,4 miljoen kilo). Grote bedrijven hebben hogere financieringslasten, maar minder kosten voor privé en minder overige bedrijfsopbrengsten. Bedrijven met een lage productie (groepsgemiddelde van 6.678 kilo per koe) hebben gemiddeld een iets hogere kritieke melkprijs dan bedrijven met een hoge productie (9.653 kilo per koe). Toegerekende kosten zijn lager bij de lage productie; veel vaste kosten zijn juist hoger. Een hoge (25.898 kilo melk per hectare) of lage intensiteit (10.915 kilo per hectare) maakt gemiddeld nauwelijks verschil. Intensieve bedrijven hebben weliswaar hogere voerkosten, maar op bijna alle andere fronten liggen de kosten per 100 kilo melk een fractie lager. Verder hebben extensieve bedrijven meer overige bedrijfsopbrengsten.

Inzicht in de eigen opbouw en verloop van het kengetal is nuttig, aldus Van Dijk. “De interne vergelijking van de opbouw over de jaren heen maakt het mogelijk ontwikkelingen per onderdeel te volgen. Daarnaast is per onderdeel een nadere analyse te maken door externe vergelijking met vergelijkbare collegabedrijven.” Dat helpt de ondernemer om toekomstige streefwaardes vast te stellen.

In de eerste twee kolommen hebben bedrijven met de hoogste en de laagste kritieke melkprijs van respectievelijk €43 tot €27,40 per 100 kilo. Daardoor heeft de categorie met de slechtste cijfers zelfs bij de melkprijs van €42,40 een negatieve marge. In de andere kolommen (klik daarvoor op het navigatieblok boven de tabel) staan de productie per jaar, productie per koe en intensiteit. Vooral productie per koe maakt verschil.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin