Doorgaan naar artikel

Tien veel gemaakte fouten bij robotmelken

Een op de vijf melkveehouders melkt al met een robot en dat aandeel neemt jaarlijks toe. Automatisch melken vraagt andere vaardigheden en vooral anders denken. Dat gaat niet altijd van een leien dak. Tien veel gemaakte fouten op een rij gezet.

‘De koeien moeten het zelf doen’, als een melkrobot het werk van boer en melkstal overneemt. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Het vergt fitte en actieve koeien die in een eigen ritme vreten, gaan liggen en zich laten melken. Het hele plaatje moet kloppen: niet alleen de robot zelf, de inrichting en looplijnen in de stal. Ook het rantsoen moet goed in balans zijn, want koeien die tegen pensverzuring of melkziekte aanzitten, laten zich minder goed melken en aan de klauwgezondheid en begaanbaarheid van de vloeren mag al evenmin veel mankeren.

Dingen die in een melkstal nog wel gaan, zoals elke keer de laatste tien moeilijk lopende koeien ophalen, worden bij een robot een probleem. Nu de veehouder zijn koeien niet meer dagelijks ziet en de uiers voelt, moet hij fitheid en uiergezondheid waarnemen met hulp van veel data die de robot verzamelt. Preventief werken, dingen voorzien en plannen is de kunst. Het simpelweg open maken en gaan voeren van een nieuwe kuil kan al een valkuil zijn. Bij een snellere kuil hoort meer structuur en wellicht een andere brok. Vooraf het nieuwe rantsoen bepalen en zorgen voor een geleidelijke overgang voorkomt dat koeien uit hun ritme raken.

FOUT 1: Te weinig ruimte voor de robot

Bij inbouw in bestaande ligboxenstallen uit de jaren tachtig is het woekeren met de ruimte. De komst van een robot gaat vaak samen met andere extra’s als een koeborstel, grotere drinkbakken en een extra krachtvoerbox. Zorg voor een plein van minimaal 5×10 meter voor de robot zodat de ranglage (jonge) koeien gemakkelijk de robot in kunnen lopen. Ze hebben ruimte nodig en brede doorgangen, om dominante koeien te kunnen passeren. Koeien moeten juist vrijelijk en los van ‘koppelgedrag’ kunnen gaan vreten, liggen en de robot bezoeken.

 

Een ruim plein voor de melkrobot(s) voorkomt dat dominante koeien andere dieren afhouden van robotbezoek. In de stal op de foto is dat goed voor elkaar. Bij inbouw in oudere stallen is het nogal eens woekeren met de ruimte.

FOUT 2: Melkstal blijft in gebruik

Het lijkt een logische oplossing als er meer koeien zijn dan op een robot past: de melkrobot neemt de nieuwmelkte koeien voor rekening, de ‘restant’ koeien worden gemolken in de melkstal. Fijn toch, zo’n terugval-optie? Maar het is een recept voor problemen. Zonder duidelijke keuze lopen de twee systemen (ook in je hoofd) door elkaar en je bent dubbeldruk. Koeien worden niet geselecteerd op robotmelken, het voerregime is er te weinig op afgestemd en uiteindelijk melkt de robot niet zozeer de nieuwmelkten als wel de koeien ‘die het best op de robot lopen.’ Melken bij de robot vraagt om aangepast management en routine van de veehouder wil het een succes worden. Die knop moet helemaal om, niet half.

FOUT 3: Kosten voor energie en onderhoud onderschat

Het is bekend dat automatisch melken 2 tot 3 cent per kilo melk meer kost dan gangbaar melken. Een combinatie van hoger stroomgebruik, onderhoudsabonnement en kosten voor vervanging van (dure) onderdelen is merkbaar in de uitgaven door het jaar heen. Hoewel dat dus bij aanschaf bekend is, kijken veehouders op dat moment vooral naar aanschafprijs en financierbaarheid. Adviseurs merken dat veehouders in de loop van vijf jaar robotgebruik moeite krijgen met de hoge kosten.

Het werkt nu eenmaal zo dat fabrikant en dealer met de verkoop van een robot een goede (vaste) klant binnenhalen voor 15 tot 20 jaar. De aanschaf kan voor een scherpe prijs, maar voor onderhoud en vervangende onderdelen moet de volle mep worden betaald.

De hogere kosten worden bij verkoop weggepoetst met het vooruitzicht op productiestijging door vaker melken. Op veel bedrijven lukt dat, maar het hangt van de veehouder en zijn bedrijfssituatie af of het een realistische verwachting is. Juist waar dat niet lukt, wordt de pijn van hoge kosten en gedwongen winkelnering bij een fabrikant extra gevoeld.

Eis bij aanschaf een klip en klaar inzicht in onderhoudscontracten, kosten van slijtdelen en voorkomende dure onderdelen en reparaties. Fabrikanten zijn slim en hanteren veel verschillende varianten om vergelijken lastig te maken. Een ervaren adviseur weet wat veehouders met een robot tegenkomen. Onderhandel dus niet alleen.

Kosten voor onderhoud en reparaties en ook het stroomgebruik bij automatisch melken worden bij aanschaf wel eens onderschat.

FOUT 4: Nieuwbouw zonder afstemming met robotleverancier

De bouw van de stal is al in volle gang en dan wordt er een knoop doorgehakt welke robot het wordt. Vervolgens komt de leverancier met een standaardset werktekeningen voor de plek van de robot en bijbehorende hekken en apparatuur: verdiepte vloeren, onderslagbalken op de juiste plek, en dergelijke. Dat vraagt aanpassingen tijdens het bouwen en dus meerwerk voor de aannemer. Inpassing loopt gesmeerd en zonder tegenvaller als de keuze vooraf of tegelijk wordt gemaakt en meegenomen wordt in de technische tekeningen van de stal.

FOUT 5: Elektrische boiler

Energiebesparing verdient ook aandacht vooraf. Wordt het standaardwerk voor de installateur, dan hangt die er een elektrische boiler neer die keurig in warm water zal voorzien. Alleen… de robot gebruikt meer water en elektrisch warm water maken is veel kostbaarder dan met gas. Maak voor energiezuinig aanleggen en warmteterugwinning gebruik van de nieuwste kennis.

FOUT 6: ‘Starten met 1-0 achterstand’

Starten op het verkeerde moment, of met een slechte startpositie is een recept voor moeizaam automatisch melken. We horen meerdere verhalen van ‘starten met 1-0 achterstand’. Als de nieuwbouw van de stal met moeite, vertraging en allerlei tegenslag gepaard gaat is het bijvoorbeeld niet handig om aan de vooraf geplande levering en opstart van de robot vast te houden. Als je afgepeigerd bent, neem je de informatie niet op en heb je geen rust en overzicht.

En tijdens nieuwbouw is er minder tijd en aandacht voor voetenbaden en poten bekappen. Starten met een veestapel met slechte klauwgezondheid is beroerd. Dat wordt veel koeien halen, die daar vervolgens aan gewend raken, terwijl ze het zelf moeten doen.

Opstarten met te veel koeien op de melkrobot en hooggestemde verwachtingen over het aantal koeien dat bij de robot kan, is ook geen goede startpositie. Inwerken met 45 tot 50 koeien maakt het leerproces voor iedereen beter en eenvoudiger. Als het eenmaal draait is het wel zaak om voldoende liters per dag te draaien, om de kosten per liter melk aanvaardbaar te houden.

FOUT 7: Te weinig training vooraf

Veehouders trekken geen of weinig tijd uit voor een oriënterende cursus en stages bij collega’s. Leveranciers storten kort tevoren en bij ingebruikname een enorme hoeveelheid informatie over de veehouder uit. Al doende leren werken met de robot leidt ook tot onnodige fouten en frustraties. Je krijgt een lijst ophaalkoeien. Maar wanneer haal je die op, om 10.00 uur meteen of om 15.00 uur pas? De cijfers over geleidbaarheid van de melk, hoe moet je die interpreteren. Kortom: wat is belangrijk en wanneer moet je actie ondernemen en wanneer niet? Een helder protocol voor ophaalkoeien en voor veel voorkomende situaties zou enorm helpen om gestructureerd te werken en niet voortdurend brandjes te hoeven blussen.

FOUT 8: Technisch falen te laat in de gaten

De huidige robots zijn schitterende staaltjes van vernuft en de bedrijfszekerheid is hoog – maar nooit 100%. Sommige fouten sluipen erin en hebben dan binnen 24 uur gevolgen voor alle koeien. Bijvoorbeeld als het sprayen van ontsmettend middel sluipenderwijs verslechtert. Een poot van een koe over de nippel of bijvullen met een dunner of dikker middel kunnen oorzaken zijn. Hetzelfde geldt voor de automatische reiniging: altijd wordt er keurig 300 milliliter reinigingsmiddel uit de voorraad opgenomen, tot het gaat haperen door een luchtbel in een slangetje. Een kleinigheid met grote gevolgen als het niet wordt opgemerkt.

Veehouders kijken dagelijks een paar keer of het goed gaat, maar vaak te globaal, zeggen experts. Beter is het om op vaste tijden een standaard checklist langs te lopen en vitale functies te controleren en af en toe ook te testen, zoals robot-operators in fabrieken doen. ‘Want: het gaat 100 keer zoals het hoort, dus wordt het vanzelfsprekend. Gaat het bij de 101e keer ineens toch fout.’ Verder is het goed om het melkproces van de melkrobot eens wat vaker door te meten (pulsatie, vacuüm in leidingen en tepelvoeringen, enzovoort), zelfs als het gemiddeld goed gaat. Want vaak blijken daar nog aanpassingen mogelijk die de uiergezondheid ten goede komen.

Een melkrobot doet heel wat meer dan aansluiten en afhalen. Voorbehandelen en reinigen, sprayen en de installatie reinigen zijn processen die elke keer goed moeten gaan. Even globaal kijken of de robot het aardig doet is niet genoeg.

FOUT 9: Drie keer daags melken en dan een robot

Met drie keer daags melken is een productiestijging van 15% haalbaar. De stap naar een melkrobot lijkt daar logisch op aan te sluiten, omdat de koeien dan gemiddeld ook vaker dan twee keer worden gemolken. Toch is dat een denkfout, want bij drie keer daags melken zijn de intervallen keurig acht uur of daaromtrent. Bij een melkrobot zijn de intervallen per koe verschillend en veel onregelmatiger. Vergeleken bij drie keer daags melken gaat de productie dan omlaag. Het is beter om eerst terug te gaan naar twee keer daags melken en dan pas over te schakelen op automatisch melken.

FOUT 10: Minder, minder, nog minder….

De gemiddelde melkproductie valt tegen, oorzaken zijn moeilijk te vinden. Bij analyse blijkt dat de verse koeien prima opstarten en stijgen in productie. Tot ze na 80 tot 100 dagen geleidelijk weer zakken. De robot en krachtvoerbox verstrekken op 80 dagen 12 kilo krachtvoer, maar daarna ineens nog 8 kilo. De koe geeft minder melk, krijgt daarom minder brok en zakt dan nog verder weg. Oorzaak is de afstemming tussen de lactatievoertabel en de melkvoertabel. De eerste bouwt op naar een maximale krachtvoergift op 80 dagen. De tweede neemt het daarna over en stemt de krachtvoergift af op de melkgift. Geeft de koe dan niet de 42 kilo waarvoor ze 12 kilo krachtvoer ‘verdient’, dan stuurt de melkvoertabel de gift omlaag en veroorzaakt een vicieuze cirkel omlaag. Met aangepaste instellingen voor een goede afstemming tussen beide voertabellen is dit wel op te lossen.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin